by A Oude Elferink — Naast deze wetgevende rechtsmacht, heeft Nederland over dergelijke kunstmatige eilanden ook exclusieve rechtsprekende en.
46 KB – 45 Pages
PAGE – 1 ============
1 Analyse van het internationaalrechtelijk kader inzake kunstmatige eilanden in de Nederlandse exclusieve economische zone ( EEZ ) Prof. dr. Alex Oude Elferink en Dr. Otto Spijkers Nederlands Instituut voor het Recht van de Zee Netherlands Institute for the Law of the Sea (NILOS) Utrecht, 2 oktober 2018
PAGE – 2 ============
2 ISBN/EAN: 978 – 90 – 829596 – 0 – 4 Titel: Analyse van het internationaalrechtelijk kader inzake kunstmatige eilanden in de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) Auteur: Oude Elferink, Alex / Spijkers, Otto Uitgever: Netherlands Institute for the Law of the Sea (NILOS) Reeks: NILOS Paper Series Reeksnummer: 1 Druk : 1 Taal: Nederlands Verschijningsdatum: 30 – 10 – 2018
PAGE – 3 ============
3 Management – samenvatting Het (doen) aanleggen van kunstmatige eilanden in de exclusieve economische zone ( EEZ ) van Nederland is een exclusief recht van Nederland . Dit recht is niet beperkt is tot het aanleggen van kunstmatige eilanden voor economische doeleinden , zoals de exploitatie van nat uurlijke hulpbronnen . K unstmatige eilanden kunnen door – of na toestemming van – Nederland, aangelegd worden voor elke mogelijke gebruiksfunctie . Uit het exclusieve karakter van dit recht vo lgt dat geen enkele andere Staat, zonder toestemming van Nederland, een kunstmatig eiland kan (doen) aanleggen in de Nederlandse EEZ . Nederland heeft ook exclusieve rechtsmacht over alle kunstmatige eilanden in de EEZ . Dit betekent dat Nederland, volgens het internationa a l recht, alle nationale wetgeving van toepassing kan verklaren op kunstmatige eilanden in de Nederlandse EEZ . Naast deze wetgevende rechtsmacht, heeft Nederland over dergelijk e kunstmatige eilanden ook exclusieve rechtsp rekende en handhavende rechtsmacht. Dat geldt tevens voor kunstmatige eilanden in priva a t eigendom, en kunstmatige eilanden in eigendom van een vreemde S taat. Een vreemde Staat , die een kunstmatig eiland in de Nederlandse EEZ heeft aangelegd uiteraard me t de voorafgaande machtiging van Nederland als kuststaat kan aldaar dus niet wetgeven, rechtspreken, en handhaven , tenzij Nederland deze rechtsmacht expliciet aan de vreemde Staat heeft overgedragen . Overigens sluit het gegeven dat geen enkele andere Sta in de Nederlandse EEZ, niet uit dat een andere Staat vanwege een ander aanknopingspunt wetgevende en rechtsprekende rechtsmacht heeft over specifieke personen, gedragingen of gebeurtenissen die plaatsvinden op dat kunstmatig eiland. Te denken valt bijvoorbeeld aan de Staat van nationaliteit van een dader of slachtoffer van een moord gepleegd op een dergelijk kunstmatig eiland. Deze vreemde Staat heeft o p basis van het actief/passief nationaliteitsbeginsel strafrechtelijke rechtsmacht. Dit is niet in strijd met het beginsel dat alleen Nederland rechtsmacht . Hierbij kan opgemerkt worden dat deze observatie over r echtsmacht van andere Staten evenzeer geldt voor het Nederlandse grondgebied. Vanwege de exclusieve rechtsmacht van de kuststaat over kunstmatige eilanden in de EEZ , staat het internationaal recht het toe dat de kuststaat, via de eigen wetgeving, de natio nale regels betreffende bijvoorbeeld eigendom volledig van toepassing verklaart op dergelijke kunstmatige eilanden. Dan maakt het niet uit of de eigenaar een private partij is, indien dit is voorzien in de nationale wetgeving . Het verkrijgen en de overdrac ht van eigendom over kunstmatige eilanden, alsmede over installaties en inrichtingen voor economische doeleinden , wordt dan geregeld door Nederlands nationaal recht (geen ander land dan Nederland heeft hier immers rechtsmacht over). D atzelfde geldt ook voo r andere privaatrechtelijke en administratiefrechtelijke zaken betreffende kunstmatige eilanden . Dergelijke extraterritoriale werking van Nederlands recht is niet automatisch, en moet dus expliciet bij nationale wet worden geregeld. Nederland is verantwoo rdelijk voor de veiligheid van en rondom kunstmatige eilanden in de Nederlandse EEZ . Het gaat hierbij om veiligheid i n de breedste zin van het woord. Dit omvat in elk geval waterbouwkundige veiligheid (bescherming tegen overstroming en andere natuurlijke verschijnselen), de v eiligheid op de werkvloer van het kunstmatige eiland , bescherming van de verkeersveiligheid (voorkomen van het aan de grond lopen of aanvaringen van schip bij/met een kunstmatig ei land), en bescherming tegen (terroristische) aanslagen. W anneer een kunstm atig eiland een eigen haven bezit , maken de wateren van deze haven deel uit van het kunstmatige eiland
PAGE – 4 ============
4 zelf , waarover de kuststaat derhalve volledige rechtsmacht heeft. Hierdoor kan de kuststaat regels stellen en handhaven betreffende de toegang tot (de haven van) dergelijk e kunstmatige eilanden. Ook heeft Nederland een verplichting zich in te spannen om schade, veroorzaakt vanuit een kunstmatig eiland, te voorkomen. Dat geldt zowel voor schade toegebracht aan naburige Staten , als schade die wordt toegebracht aan het zeemilieu . Deze inspanningsverplichting geldt ook wanneer het kunstmatig e eiland in private eigendom is, of is aangelegd door een an dere Staat. Concreet betekent dit dat de kuststaat, bij het aanleggen van een kunstmatig eiland in de eigen EEZ, of bij het geven van toestemming aan een private partij of andere Staat om dit te doen, zich ervan moet verzekeren dat dit kunstmatig eiland, n och bij de constructie noch bij het gebruik, aanzienlijke schade zal toebrengen aan andere Staten of aan het zeemilieu. Dat verplicht de kuststaat er dus toe wetgeving aan te nemen om dergelijke schade te voorkomen, en om deze wetgev ing ook effectief te ha ndhaven. Het Zeerechtverdrag geeft de kuststaat exclusieve rechtsmacht over kunstmatige eilanden en installaties in de EEZ. Dergelijke rechtsmacht houdt dus niet alleen exclusieve rechten, maar ook een verantwoordelijkheid in. Omdat kunstmatige eilanden zich binnen de rechtsmacht van Nederland bevinden, is Nederland ook verantwoordelijk voor de mensenrechtenbescherming op dergelijke kunstmatige eilanden, ongeacht de eigenaar of de nationaliteit van de individuen die het betreft. Dit volgt uit internationa le mensenrechtenverdragen . Nederland kan als Staat aansprakelijk gesteld worden , volgens het internationaal recht, wanneer Nederland zich niet voldoende inspant om de veiligheid op en rondom een kunstmatig eiland te garanderen , of zich onvoldoende inspan t om aanzienlijke schade aan andere Staten of het zeemilieu te voorkomen, of wanneer het nalaat de mensenrechtenbescherming te garanderen op het kunstmatig eiland, of wanneer Nederland anderszins in strijd handelt met verplichtingen onder het internationaa l recht . De internationaalrechtelijke regels inzake Staatsaansprakelijkheid zijn in meer algemene zin van belang voor het huidige onderzoek, omdat hieruit duidelijk volgt, dat de exclusieve rechten en rechtsmacht betreffende de aanleg en gebruik van kunstm atige eilanden in de EEZ, die het Zeerechtverdrag aan de kuststaat gunt, ook een soort risicoaansprakelijkheid voor de kuststaat met zich meebrengen. Zelfs wanneer de handelingen die tot schade geleid hebben niet kunnen worden toegerekend aan de kuststaat, kan deze toch aansprakelijk zijn. De kuststaat dient zich namelijk in te spannen om te voorkomen dat schade wordt toegebracht aan een andere Staat, v anuit een dergelijk kunstmatig eiland of installatie, door een eigen orgaan of een private partij. De focus van dit rapport ligt op het juridisch regime van kunstmatige eilanden in de EEZ. Om dit regime in context te plaatsen , is ook gekeken naar het regime van installaties en inrichtingen in de EEZ, dat op punten verschilt van het regime van kunstmatige eilanden. Deze verschillen worden in dit rapport steeds aangegeven en besproken.
PAGE – 5 ============
5 Contents 1. Introductie .. .. .. .. 6 1. Hoofdvraag .. .. .. .. . 7 2. Overzicht van het onderzoek .. .. .. . 7 3. Methodologie van het onderzoek .. .. .. .. 7 4. Afbakening van het onderzoek: onderwerpen die niet (gedetailleerd) worden behandeld .. 11 5. Afbakening van het onderzoek: focus op het internationaal recht .. . 12 6. Verdere afbakening van het onderzoek: focus op de exclusieve economische zone . 13 2. Overzicht van het internationaalrechtelijk kader inzake kunstmatige eilanden in de Nederlandse exclusieve economische zone .. .. .. .. 14 1. Definities .. .. .. .. 16 a. Eiland .. .. .. .. 17 b. Kunstmatig eiland .. .. .. .. . 17 c. Installatie en inrichting .. .. .. . 18 d. Permanente havenwerken .. .. .. .. 19 e. Schepen .. .. .. .. .. 19 f. Belang van onderscheid tussen bovengenoemde begrippen voor dit onderzoek . 19 2. Verschillende soorten rechten en rechtsmacht .. .. 21 a. Soevereiniteit .. .. .. .. .. 21 b. Soevereine rechten .. .. .. . 22 c. Exclusieve soevereine rechten .. .. .. .. 23 d. Rechtsmacht .. .. .. .. . 25 e. Exclusieve rechtsmacht .. .. .. . 27 3. Rechten van andere Staten in de exclusieve economische zone .. 31 .. .. 31 b. Vrijheid van scheepvaart .. .. .. .. 3 4 4. Relevante regels van algemeen internationaal gewoonterecht .. 34 a. Verplichting geen schade toe te brengen aan andere Staten .. 35 b. Staatsaansprakelijkheid van k uststaat .. .. .. .. 36 c. Eigendom van kunstmatige eilanden .. .. .. . 40 3. Conclusie en overzicht van de belangrijkste gevolgen voor de praktijk .. . 40
PAGE – 6 ============
6 1. Introductie Dit rapport behandelt de rechten en rechtsmacht van Nederland betreffende de aanleg en het gebruik van kunstmatige eilanden, in de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ). De EEZ van Nederland bestaat uit het gebied voorbij en grenzend aan de territoriale zee . De buitengrens van de Nederlandse EEZ valt samen met de zeegrenzen die door Nederland met zijn buurlanden (België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) zijn overeengekomen . Deze zone omvat de zeebodem, de ondergrond daarvan, en de wateren erb oven. 1 Installaties en inrichtingen in de EEZ word en in deze studie meegenomen in vergelijkend perspectief, maar de focus ligt op het regime betreffende kunstmatige eilanden in de Nederlandse EEZ . Kunstmatige eilanden , installaties en inrichtingen in de EEZ kunnen worden gebruikt voor vele verschillende d oeleinden, zoals olie – en gas winning , zand – en grindwinning, of voor de opwekking van energie uit zon, wind en getijden. 2 Deze mogelijkheden kunnen op verschillende manieren met elkaar Het Zeerechtverdrag zelf verbiedt geen enkele gebruiksfunctie. 3 Het is dus niet zo dat een kunstmatig eiland of installatie per se een economisch doel hebben moet. Wereldwijd worden vele creatieve ideeën uitgedacht en ontwikkeld. G edacht kan worden aan bebouwing om te wonen ( steden op zee ) , of voor toerisme ( hotels en ) , en andere vormen van recreatie . Andere mogelijke gebruiksfuncties van dergelijke kunstmatige eilanden en installaties zijn drijvende kerncentrales, kunstmatige eilanden v oor de o ntzilting van zeewater, kunstmatige eilanden voor aquacultuur kweken van zalm, oesters of mosselen – en/of voor de opslag van vis. Ook een kunstmatig eiland voor de opslag van (gevaarlijke) stoffen , of afvalverwerking is een mogelijkheid . Een luchthaven op een kunstmatig eiland op zee behoort evenzogoed tot de mogelijkheden. En dan zijn er nog ideeën voor een raketlanceringsplatform of zee, of drijvende datacenters ( kunstmatige eilanden met duizenden servers, die draaiende gehouden worden door elektriciteit opgewekt uit wind of zon, en gekoeld door zeewater) . Overigens zijn dit vandaag de dag nog grotendeels ideeën , die nog niet tot volle ontwikkeling en praktische realisatie gekomen zijn. Nederland is wat betreft het gebruik van de EEZ voor de aanleg van kunstmati ge eilanden en installaties juist een van de voorlopers in de wereld. Dat is ook de reden dat in deze studie niet verwezen kan worden naar relevante Statenpraktijk, want die is er voor zover de auteurs hebben kunnen vaststellen nog niet . 4 1 Zie Artikel 55 – 57 Zeerechtverdrag. Artikel 57 stelt dat de exclusieve economische zone zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van de territoriale zee wordt gemeten. Gezien de omvang van de Noordzee, strekt de EEZ van Nederland zich nergens tot deze afstand uit. 2 Verwacht wordt dat de productie van gas en olie de komende decennia geleidelijk zal afnemen. Zie onder meer 33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ), Nr. 42 , brief van de minister van economische zaken en klimaat a an de Voorzitter van de T weede Kamer der Staten – Generaal Den Haag, 27 maart 2018, p ag . 2 en 6. 3 Dat wil overigens niet zeggen dat alle gebruik zonder meer is toegestaan. Het gebruik van een kunstmatig eiland voor activiteiten die onrechtmatig zijn volgens het algemeen internationaal recht, is uiteraard zelf ook onrechtmatig. Te denken valt aan een kunstmatig eiland dat is ingericht om te martele n, of bedoeld voor agressieve oorlogsvoering. Voor het overige stelt het Zeerechtverdrag geen beperkingen. 4 Reeds bestaande projecten zijn allemaal uitgevoerd in de territoriale zee. Denk aan de P almeilanden, en De Wereld, kunstmatige (schier)eilanden vo or de kust van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). In de Zuid Chinese Zee zijn door verschillende staten bouwactiviteiten uitgevoerd in het gebied van de Spratly – eilanden. Voorover bekend, gaat het ook hier, in gevallen waar deze activiteiten als de aan leg van kunstmatige eilanden zouden kunnen worden gekarakteriseerd, om locaties die binnen 12 zeemijl van een rechtmatige basislijn, dus in de territoriale zee, zijn gelegen.
PAGE – 8 ============
8 De studie concentreert zich op de relevante bepalingen uit het Zeerechtverdrag, met name de Artikel en 56 e n 60. De gekozen onderzoeksmethodologie volgt de regels voor de interpretatie en toepassing van verdragen, zoals deze volgt uit het Weens Verdragenverdrag en het gewoonterecht. 5 Vanwege het belang van Artikel 56 en 60 Zeerechtverdrag voor deze studie, vol gt hieronder de volledige tekst van deze twee bepalingen: Artikel 56. Rechten, rechtsmacht en plichten van de kuststaat in de exclusieve economische zone 1. In de exclusieve economische zone bezit de kuststaat: a) soevereine rechten ten behoeve van de exploratie en exploitatie, het behoud en het beheer van de natuurlijke rijkdommen, levend en niet – levend, van de wateren boven de zeebodem en van de zeebodem en de ondergrond daarvan, en met betrekking tot andere activiteiten voor de economische exploitati e en exploratie van de zone, zoals de opwekking van energie uit het b) rechtsmacht zoals bepaald in de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag ten aanzien van: i. de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en ii. iii. de bescherming en het behoud van het mariene milieu. c) andere rechten en plichten, bepaald in dit Verdrag. 2. Bij de uitoefening van zijn rechten en het vervullen van zijn plichten ingevolge dit Verdrag in de exclusi eve economische zone, houdt de kuststaat terdege rekening met de rechten en plichten van andere Staten en handelt hij op een wijze die verenigbaar is met de bepalingen van dit Verdrag. 3. De rechten vervat in dit artikel met betrekking tot de zeebodem en de o ndergrond worden uit geoefend overeenkomstig Deel VI [dit deel betreft rechten en plichten inzake het continentaal plat ]. Artikel 60. Kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen in de exclusieve economische zone 1. In de exclusieve economische zone heeft de kuststaat het uitsluitende recht te bouwen en de bouw, de werkzaamheden en het gebruik te machtigen en te regelen van: a) Kunstmatige b) installaties en inrichtingen voor de doeleinden bepaald in artikel 56 en voor andere econ c) installaties en inrichtingen die inbreuk kunnen maken op de uitoefening van de rechten van de kuststaat in de zone. 2. De kuststaat bezit uitsluitende rechtsmacht over zulke kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen, met inbegrip van rechtsmacht met betrekking tot de wetten en voorschriften inzake douane, belastingen, volksgezondheid, veiligheid en immigratie. 3. Van de oprichting van zodanige kunstmatige eilanden, installaties of inrichtingen dient behoorlijk mededeling te w orden gedaan en er dient een permanent waarschuwingssysteem in stand te worden gehouden ter aanduiding van hun aanwezigheid. Installaties of inrichtingen die worden verlaten of die niet meer worden gebruikt, dienen geheel te worden verwijderd ter 5 Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, gesloten te Wenen op 23 mei 1969.
PAGE – 9 ============
9 verzekeri ng van de veiligheid van de scheepvaart, zulks met inachtneming van algemeen aanvaarde internationale normen hiertoe vastgesteld door de bevoegde internationale organisatie. Bij deze verwijdering dient naar behoren rekening te worden gehouden met de visser ij, de bescherming van het mariene milieu en de rechten en plichten van andere Staten. Er dient passende bekendheid te worden gegeven aan de diepte, positie en afmetingen van alle installaties of inrichtingen die niet geheel zijn verwijderd. 4. De kuststaat k an, waar nodig, redelijke veiligheidszones instellen rond zulke kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen, waarbinnen hij passende maatregelen kan nemen ter verzekering van de veiligheid van zowel de scheepvaart als van de kunstmatige eilanden, in stallaties en inrichtingen. 5. De breedte van de veiligheidszone wordt vastgesteld door de kuststaat, met inachtneming van toepasselijke internationale normen. Zulke zones dienen zodanig te zijn dat wordt verzekerd dat zij op redelijke wijze zijn aangepast aa n de aard en de functie van de kunstmatige eilanden, installaties of inrichtingen en zij mogen niet groter zijn dan 500 meter rondom, gemeten van elk punt van de buitenste lijn van deze eilanden, installaties of inrichtingen, behalve zoals toegestaan bij a lgemeen aanvaarde internationale normen of zoals aanbevolen door de bevoegde internationale organisatie. Aan de omvang van de veiligheidszones dient voldoende bekendheid te worden gegeven. 6. Alle schepen moeten deze veiligheidszones eerbiedigen en de algemee n aanvaarde internationale normen betreffende scheepvaart in de buurt van kunstmatige eilanden, installaties, inrichtingen en veiligheidszones naleven. 7. Kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen mogen niet worden opgericht en de veiligheidszones da aromheen mogen niet worden ingesteld, indien zulks het gebruik van erkende scheepvaartroutes, die van wezenlijk belang zijn voor de internationale scheepvaart, zou belemmeren. 8. Kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen bezitten niet de status van e ilanden. Zij hebben geen eigen territoriale zee en hun aanwezigheid is niet van invloed op de begrenzing van de territoriale zee, de exclusieve economische zone of het continentale plat. 6 Artikel 56 en 60 Zeerechtverdrag, bezien in de context en in het licht van voorwerp en doel van het Zeerechtverdrag, is het startpunt. Om deze betekenis te achterhalen, is het nodig naar de tekst van de verdrags a rtikel en te kijken, en deze te beschouwen in hun onderlinge samenhang. Daarnaast zal de sinds de inwerkintreding van het Zeerechtverdrag (in 1994) tot stand gekomen overeenstemming tussen de partijen met betrekking tot de uitlegging en toepassing van dit verdrag worden geanalyseerd . Ook wordt de praktis che toepassing van het verdrag geana lyseerd . U it de ze praktijk kan in bepaalde gevallen een overeenstemming van de partijen inzak e de uitleg ging van het verdrag worden afgeleid . 6 Deze vertaling uit het Engels is overgenomen van de volgende website: http://wetten.overheid.nl/BWBV0003172/1996 – 07 – 28 Zeerecht verdrag.
PAGE – 10 ============
10 Ook de relevante jurisprudentie en academische literatuur wordt meegenomen in dit onderzoek . Van belang zijn dan met name de volgende uitspraken : Een drietal uitspraken van een Tribunaal, ingesteld onder B ijlage VII van het Zeerechtverdrag , betreffende de Chagos – archipel, 7 de Zuid Chinese Zee, 8 en de Arctic Sunrise 9 ; E en tweetal zaken van het Internationaal Gerechtshof , betreffende – Nagymaros Project , 10 en betreffende pulpmolens aan de rivier Uruguay 11 . Waa r de betekenis van bepaalde begrippen uit Artikel 56 en 60 Zeerechtverdr ag dubbelzinnig blijft, zullen ook de voorbereidende werkzaamheden ( travaux préparatoires ) en de omstandigheden waaron der het verdrag is gesloten worden be trokken in de analyse , om helderheid te krijgen over de bedoelingen van de opsteller s van het Zeerechtverdrag. Nederland was hierbij zelf ook actief betrokken. Ook wordt gekeken naar de zeerechtverdragen die aan het Zeerechtverdrag voorafgingen, en waarop enkele bepalingen uit het Zeerechtverdrag zijn gebaseerd. Dan gaat het met name over het Verdrag inzake het continentale plateau, en het Verdrag inzake de volle zee, beide gesloten te Genève in 1958 , en inwerking sinds 1966. Nederland is partij bij deze verdragen, en ze gelden nog altijd. Echter, t ussen de Staten die p artij zijn bij zowel het Zeerechtverdrag als de Verdragen van Genève , gaat het Zeerechtverdrag voor . 12 Waar bovenstaande methodologie niet tot het scheppen van voldoende duidelijkheid leidt , zal het rapport zelf een mogelijke interpretatie suggereren . In dit onderzoek is er s teed s bijzondere aandacht voor de positie van Nederland. Zo is onder meer het eind v erslag va n Nederlandse delegatie bij de VN – conferentie over het recht van de zee bestudeerd, alsmede de documenten behorende bij de Wet Goedkeuring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (zoals de Memorie van Toelichting bij de ze goedkeuringswet , het Advies van de Raad van State, Nota n aar aanleiding van het Verslag, etc. ). Tot slot is gekeken naar de Nederlandse verklaring bij ratificatie va n het Zeerechtverdrag, en reacties van Nederland op verklaringen van andere Staten . Hoewel de nadruk in dit onderzoek ligt op een studie van het Zeerechtverdrag, zal ook het internationaal gewoonterecht bestudeerd worden, waar dat relevant is . Het gaat dan vooral over de 7 Overeenkomstig Artikel 287 en Bijlage VII, Artikel 1 van het Zeerechtverdrag, is de Republiek Mauritius op 20 december 2010 een arbitrageprocedure begonnen betreffende de instelling, door het Verenigd Koninkrijk, van een beschermde mariene zone rond de Chagos – archipel. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2 015, en is te vinden op de website van het Permanent Hof van Arbitrage: https://pca – cpa.org/en/cases/11/ . 8 Op 22 januari 2013 is de Republiek der Filipijnen een arbitrageprocedure begonnen tegen de Volksrepubliek China, krachtens Bijlage VII bij het Zeerechtverdrag. De arbitrage ging over geclaimde historische en maritieme rechten in de Zuid – Chinese Zee, de st atus van bepaalde eilanden, rotsen etc. in de Zuid – Chinese Zee, en de rechtmatigheid van bepaalde acties van China in de Zuid – Chinese Zee waarvan de Filippijnen beweerden dat deze in strijd waren met het Zeerechtverdrag. China nam gedurende de gehele proc e dure een standpunt in van niet – deelname. Op 12 juli 2016 is uitspraak gedaan, en deze is te vinden op de website van het Permanent Hof van Arbitrage: https://pca – cpa.org/en/cases/7/ . 9 Op 4 oktober 2013 heeft Nederland een arbitrale procedure tegen de Russische Federatie ingesteld krachtens Bijlage VII bij het Zeerechtverdrag. Het geschil betrof de detentie van het vaartuig Arctic Sunrise en zijn bemanning in de exclusieve economische zone van de Russische Fed eratie. De uitspraak is van 14 August 2015, en is te vinden op: https://pca – cpa.org/en/cases/21/ . 10 Internationaal Gerechtshof, – Nagymaros Project (Hongarije versus Slowakije), uitspraak van 25 september 1997, te vinden op de website van het Hof: https://www.icj – cij.org/en/case/92 . 11 Internationaal Gerechtshof, zaak betreffende pulpmolens aan de rivier Uruguay (Argentinië versus Uruguay), uitspraak van 20 april 2010, te vinden op de website van het Hof: https://www.icj – cij.org/en/case/135 . 12 Artikel 311, Zeerech tverdrag.
PAGE – 11 ============
11 algemene inspanningsverplichting om schade te voorkomen, over regels inzake Staatsaansprakelijkheid, en regels betreffende eigendom van kunstmatige eilanden, en de vraag of het internationaal recht eraan in de weg staat dat een kuns tmatig eiland in de Nederlandse EEZ het eigendom van een particulier is en of privaat eigendom problemen kan opleveren voor het naleven van de internationaalrechtelijke verplichtingen van Nederland als kuststaat. 4. Afbakening van het onderzoek : onderwerpen die niet (gedetailleerd) worden behandeld Er is o ok een aantal zaken waar, op verzoek van en in overleg met het Ministerie, geen diepgaande studie naar verricht is omdat er bij het Ministerie daarover al voldoende kennis en comfort bestaat . Dat geldt in het bijzonder voor de verplichtingen betreffende de bescherming van het zeemilieu . De Artikel en 192 – 194, 208 en 214 van het Zeerechtverdrag geven hiervoor het algemeen juridisch kader, dat verder is ingevuld door een gro ot aantal specifieke internationale verdragen. Er is overigens ( nog ) geen specifiek verdrag gesloten om vervuiling vanaf kustmatige eilanden , i nstallaties en inrichtingen gelegen in de EEZ tegen te gaan . Ook de regels betreffende het instellen van een veiligheidszone rondom kunstmatig e eiland en , installatie s en inrichtingen zijn niet diepgaand geanalyseerd . Een kuststaat kan, waar nodig, redelijke aties en inrichtingen in de EEZ , waarbinnen passende maatregelen dienen worden genomen ter verzekering van de veiligheid van zowel de scheepvaart als van de kunstmatige eilanden en installaties zelf. Van de oprichting van zodanige kunstmatige eilanden, ins tallaties of inrichtingen dient ook behoorlijk mededeling te worden gedaan en er dient een permanent waarschuwingssysteem in stand te worden gehouden ter aanduiding van hun aanwezigheid. Al deze vereisten zijn te vinden in Artikel 60 Zeerechtverdrag, en de ze worden verder niet uitvoerig behandeld. 13 De regels uit Artikel 60 Zeerechtverdrag beletten overigens niet dat doorvaart door een veiligheidszone rondom een kunstmatig eiland mogelijk blijft voor kleinere vaartuigen en onder bepaalde voorwaarden. 14 Deze s tudie concentreert zich op de aanleg en het gebruik van kunstmatige eilanden en installaties in de EEZ , en niet op het opruimen van kunstmatige eilanden en installaties die niet meer in gebruik zijn. Volgens het Zeerechtverdrag moeten worden gebruikt, geheel worden verwijderd ter verzekering van de veiligheid van de scheepvaart, zulks met inachtneming van algemeen aanvaarde internationale normen hiertoe vastgesteld door de 15 Dat is , in het geval val Artikel 60, de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) . Artikel 60(3) bepaalt verder als volgt: bescherming van het zeemilieu en de rechten en plichten van andere Staten . Er dient passende 13 Artikel 60 Zeerechtverdrag is gebaseerd op Artikel 5 Verdrag inzake het continentale plateau. De regels betreffende de maatregelen die genomen worden om de veiligheid te waarborgen zijn grotendeels tot stand gekomen vanwege e en voorstel van Ne derland. Zie Verslag Eerste Z eerechtconferentie, pag. 88 – 90, en 163. 14 Dat is een beleid dat Nederland momenteel ontwikkelt . Zie Beleidsnota 2016 – 2021, pag. 87, en de brochure van Rijkswaterstaat, Nieuwe scheepvaartroutes langs de Belgische Nederlandse Noordzeekust, tweede druk, maart 2017. 15 Artikel 60(3), Zeerechtverdrag.
46 KB – 45 Pages