uit de Utrechtse bodem tevoorschijn komen, vertellen namelijk veel over hoe de mensen in vroegere tijden woonden en leefden. Over hoe ze werkten, wat.

420 KB – 28 Pages

PAGE – 2 ============
StadsOntwikkelingSporen in de stad 2 Inhoud Voorafgaand aan de bouw van Muziekcentrum Vredenburg, werden in 1975 de resten van het gelijknamige zestiende- eeuwse kasteel uitvoerig onderzocht. Opgegraven verleden 3 1 Rondom de Jacobikerk Scheepshout en kadeconstructies 6 2 Rondom de Plompetorengracht Boeren binnen de stadsmuren 8 3 Rondom de JanskerkDe doden van Sint-Jan 10 4 Rondom de PieterskerkRomeinen, Franken en middeleeuwers 12 5 Rondom de PaulusabdijSporen van een middeleeuws klooster 14 6 Rondom de Nieuwe KampStadsboeren en geestelijken 16 7 Rondom het NicolaaskerkhofMeanderende rivieren 18 8 Rondom het regulierenklooster Monniken, wezen en elektrische gitaren 20 9 Rondom het Duitse HuisRidders op een Romeins grafveld 22 10 Rondom het DompleinHet hart van de Utrechtse geschiedenis 24 Illustratieverantwoording 27 Routekaart 28Colofon 28

PAGE – 3 ============
3 Al sinds 1972 wordt er in Utrecht systematisch archeologisch en bouwhistorisch onderzoek verricht. En dat is geen overbodige luxe in een stad die meer dan tweeduizend jaar geschiedenis kent. Zeker als het gaat over de eerste elf, twaalf eeuwen is de archeologie van groot belang om de geschiedenis van de stad te kennen en te kunnen vertellen. Over latere eeuwen zijn er weliswaar meer historische gegevens bekend, maar ook voor die tijd blijven de archeologie en de bouwhistorie wezenlijke bronnen. Zo kan het onderzoek informatie opleveren over zaken waar geschreven bronnen over zwijgen. Informatie over het dagelijkse leven bijvoorbeeld. De bewoningsporen die uit de Utrechtse bodem tevoorschijn komen, vertellen namelijk veel over hoe de mensen in vroegere tijden woonden en leefden. Over hoe ze werkten, wat ze aten en dronken, hoe ze kookten en hoe ze zichzelf vermaakten. Met de sporen die ze achterlieten, valt ook te achterhalen hoe ze het land gebruikten en welke stedelijke ontwikkeling Utrecht heeft doorgemaakt. Opgegraven verleden In dit achttiende-eeuwse parfum˜esje, dat in 1994 tijdens onderzoek bij de Walsteeg werd gevonden, bleek het parfum nog deels aanwezig.

PAGE – 4 ============
StadsOntwikkelingSporen in de stad 4 grotendeels middeleeuwse gebouwen in Utrecht dragen de sporen van een lang verleden in zich. De Utrechtse bouwhistorici hebben in de afgelopen decennia heel veel geschiedenis aan de oude muren en daken kunnen ontfutselen. Alleen al het onderzoek van het middeleeuw- se kloostercomplex van de Ridders van Duitse Orde – het tegenwoordige Grand Hotel Karel V – vertelt al groten deels de geschiedenis van het bouwen in Nederland vanaf de veertiende eeuw. Op zoek naar het verleden Zonder archeologisch en bouwhistorisch onderzoek zou een groot deel van de Utrechtse geschiedenis niet verteld kunnen worden. Want vrijwel elk onderzoek dat is uitgevoerd, heeft wel weer een stukje opgeleverd van die immense en complexe puzzel die de stads geschiedenis is. Om die puzzel af te maken, zal de gemeente Utrecht verder gaan met onderzoeken, op zoek naar het Utrechtse verleden.Nieuwe inzichten Het onderzoek in Utrecht van de afgelopen decennia heeft een schat aan informatie opgeleverd. En dan niet alleen over de bewoningsgeschiedenis van de oude stad zelf, maar ook over de gebieden daarbuiten, zoals van de heden daagse wijk Leidsche Rijn bijvoorbeeld. Het uitge-breide en vaak zeer gedetailleerde archeologische onder -zoek dat de gemeente daar sinds 1996 uitvoert, heeft de visies en ideeën over de Romeinse periode en de vroege middeleeuwen aangescherpt en verdiept. Zo is een veel completer en complexer beeld ontstaan over hoe de Romeinen de rijksgrens inrichtten en wat de precieze func – tie daarvan was. Ook wordt steeds meer duidelijk dat de oude stroomrug van de Rijn, waar ook de stad Utrecht op ligt, tussen de vijfde en de negende eeuw vrij dicht bevolkt is geweest. Tijdens onderzoek in 2005 is zelfs een tot nu toe geheel onbekende, maar redelijk grote vroegmiddel – eeuwse nederzetting gevonden uit omstreeks 550-750. Maar de geschiedenis ligt niet alleen opgeslagen in de grondlagen onder de stad. Ook de vele, vaak nog

PAGE – 5 ============
Om de geschiedenis van de stad goed te onderzoeken, is het verstandig om veel verschillende bronnen te gebrui- ken. Zo vertellen oude afbeeldingen veel over het verleden van de stad. Daarnaast is er ook veel archiefonderzoek en archeologisch en bouwhistorisch onderzoek nodig. Vlakbij de Mariaplaats werd in 1994 een prachtige veertiende-eeuwse mozaïekvloer gevonden. De vloer is vandaag de dag te bezichtigen. Een archeologe onderzoekt een skelet dat in 2007 werd gevonden tijdens het onderzoek naar het middeleeuwse kartuizerklooster bij de Marnixlaan. In 2005 speelde één van de Romeinse schepen die in Leidsche Rijn zijn gevonden de hoofdrol in het aan archeologie gewijde Britse tv-programma Time Team. 5 Dwars door Utrecht Met deze wandeling worden tien gebieden in de binnen- stad aangedaan waar archeologisch en bouwhistorisch onderzoek heeft plaatsgevonden dat veel vertelt over het verleden van Utrecht. Die gebieden liggen verspreid over de gehele binnenstad en geven daardoor een zo breed mogelijk beeld van de geschiedenis die zich in de stad heeft afgespeeld. Het gaat hierbij echter om een selectie, want er valt nog veel meer te vertellen over wat het onderzoek in de gemeente Utrecht heeft opgeleverd. Voor wie daar meer over wil weten, geeft de gemeente regelmatig publieksgerichte boeken en brochures uit. Voor meer informatie over archeologisch en bouw – historisch onderzoek in Utrecht kunt u terecht op de website van de gemeente (www.utrecht.nl/cultuurhistorie) .

PAGE – 6 ============
StadsOntwikkelingSporen in de stad 6 Een verdwenen haven De gevonden schepen lagen in een zone waar zeven jaar later een middeleeuwse haven werd ontdekt. De Utrecht- se archeologen waren door deze vondst met stomheid geslagen: tot dan toe was slechts bekend dat er een vroegmiddeleeuwse haven had gelegen bij de handels- wijk Stathe, die lag tussen het huidige stadhuis en de Bakkerstraat. Nu was dus duidelijk dat de middel eeuwers ook hun handen uit de mouwen hadden ge stoken om 800 meter naar het noorden een andere haven aan te leggen. Deze vondst kon echter gemakkelijk in verband worden gebracht met de problemen waarmee de hande – laren van Stathe in de tiende eeuw te maken hadden gekregen. Door verzanding was de rivier de Rijn stoom- afwaarts steeds moeilijker te bevaren. Om de scheep- vaart mogelijk te houden, werd er rond het jaar 1000 een kanaal gegraven van de Rijn naar de meer naar het noorden gelegen Vecht. En juist op de plek waar dat nieuwe kanaal – wat tegenwoordig het noordelijk deel is van de Oudegracht – in de Vecht uitmondde, werd dus rond die eerste millenniumwisseling een haven gebouwd. Maar liefst 140 meter kade werd er tijdens het onder- zoek in 1981 blootgelegd. De kadeconstructies bleken te zijn gemaakt door de individuele eigenaren van de percelen langs de Waterstraat en waren daardoor allemaal verschillend. Alles wat bruikbaar was, hadden ze in de kades verwerkt, zoals eikenhouten palen, elzenhout, zware planken en zelfs delen van gesloopte schepen. En daarmee vielen ook de scheepsvondsten van zeven Utrecht heeft haar ontstaan te danken aan de rivieren. Niet alleen vormde het zand dat het water had achter- gelaten een kleine verhoging in het verder lege en natte land, zodat het daar goed geschikt was voor bewoning, maar tot aan het begin van de twintigste eeuw waren de rivieren ook de belangrijkste vervoerswegen. Al ten tijde van de Romeinen voeren er over de Rijn zwaar beladen schepen naar en langs Utrecht om de manschappen in de verschillende forten van proviand en bouw materialen te voorzien. Ook in de middeleeuwen laveerden de schip- pers met veel precisie hun lange schuiten door de rivier -bochten van de Rijn en de Vecht, twee rivieren die van Utrecht een belangrijke handelsplaats zouden maken. Van dat Utrechtse scheepvaartverleden hebben de archeo logen al heel wat sporen teruggevonden, namelijk in de vorm van scheepswrakken en kadeconstructies. Kortgeleden zijn er in Leidsche Rijn meerdere Romeinse schepen aangetro˚en. Maar al in de jaren dertig van de twintigste eeuw werd er in Zuilen het beroemde laat- tiende-eeuwse Utrechtse schip gevonden, dat vandaag de dag nog steeds in het Centraal Museum te bezich tigen is. In 1974 kwamen er tijdens archeologisch onder zoek bij de Waterstraat twee andere middeleeuwse schepen uit de modder tevoorschijn. Eén daarvan had met zijn ronde vorm veel weg van het in Zuilen gevonden schip, het andere was een lange platte schuit en paste meer in de scheepsbouwtraditie van de Romeinen. Beide schepen zijn rond het jaar 1000 gebouwd. 1 Rondom de Jacobikerk Scheepshout en kadeconstructies

PAGE – 8 ============
StadsOntwikkelingSporen in de stad 8 in het noordoostelijke deel van de stad. Ofwel in het ge- bied rondom de Plompetorengracht en de Wittevrouwen – straat. Dat maakte de onderzoekers nieuwsgierig. Zou ook daar het agrarische karakter hebben overheerst, of waren hier misschien juist havenactiviteiten ontplooid, zoals rond de meer naar het westen gelegen Waterstraat? Gelukkig voor de archeologen kon het gebied in de af – gelopen jaren op drie plaatsen worden onderzocht. En de resultaten daarvan geven inderdaad inzicht over de stedelijke ontwikkeling aldaar. De verstilde stad Uit het eerste onderzoek, dat in 2002 bij het Wolven plein werd uitgevoerd, bleek dat daar eeuwenlang het lande – lijke karakter heeft overheerst. In de twaalfde eeuw waren er wat greppels gegraven en uit de veertiende eeuw kwamen wat kuilen en waterputten tevoorschijn, maar veel meer was er niet. Een eeuw later werd het terrein wat opgehoogd, een activiteit die zou kunnen samenhangen met de start van de bebouwing langs de laat-veertiende-eeuwse Plompetorengracht. Toch bleef ook toen het achterliggende gebied tegen de stadswal onbebouwd. Pas in de negentiende eeuw werd er een huis met een stal gebouwd, dat aan het begin van de twintigste eeuw plaats moest maken voor een school- gebouw. Toen was echter, mede door de bouw van de gevangenis in 1853 ,de landelijkheid van het Wolvenplein en omgeving al voorgoed verdwenen. 2 Rondom de Plompetorengracht Boeren binnen de stadsmuren Wie in de late middeleeuwen door de hier afgebeelde Wittevrouwenpoort de stad binnenkwam, passeerde eerst een gedeelte van de stad dat nog een landelijk karakter had. Uit het onderzoek op het binnenterrein van de letteren -bibliotheek, dat in 2007 plaatsvond, werd duidelijk dat dit gebied al in de Romeinse tijd als boerenland werd gebuikt. Door de ruim tweehonderd archeologische opgravingen die er sinds 1972, toen in Utrecht voor het eerst een gemeentelijk archeoloog werd aangesteld, zijn uit- gevoerd, is er veel over het leven in de stad bekend geworden. Over de drukte rondom de Oudegracht maar ook over het verstilde, veel meer agrarische leven aan de rand. Maar nog lang niet alles is onderzocht. Zo was er tot voor kort nog nooit archeologisch onderzoek gedaan

PAGE – 9 ============
9 zich een opmerkelijk feit, want hoewel het gebied hemels-breed slechts een paar honderd meter van het Romeinse kampdorp bij het huidige Pieterskerkhof verwijderd was, lag het wel ten noorden van de Rijn. Lag dit boerenland misschien niet ver van de doorwaadbare plaats of de brug over de rivier waar het Romeinse Utrecht (Traiectum) zijn naam aan ontleende? De samenstelling van het daar gevonden Romeinse aardewerk en het ontbreken van het handgevormde inheemse aardewerk, wijst er in ieder geval op dat het in gebruik was bij de geromaniseerde bevolking die in en om het castellum leefde.Nadat de Romeinen aan het eind van de derde eeuw het castellum verlieten, raakte het land weer in onbruik. De vondst van een twaalfde-eeuwse hooimijt geeft aan dat de boeren pas weer terugkeerden rond de tijd dat het ge- bied binnen de Utrechtse stadsgrenzen viel. Aan vankelijk zullen er vooral houten huizen hebben gestaan, maar in de loop van de late middeleeuwen werden de huizen steeds vaker van (bak)steen gebouwd. Bovendien maakte het agrarisch karakter steeds meer plaats voor stadse woonhuizen van een zekere allure. Illustratief hiervoor is het aangetro˚en fragment van een bronzen watervat (lavabo). De stenen huizen werden steeds verder uit – gebreid waarbij met name in de late veertiende en vroege vijftiende eeuw een verhoogde bouwactiviteit is vast- gesteld. En zo veranderde het ooit Romeinse boerenland langzaam in een echte stad.Van goede komaf In 2004 konden de archeologen aan de slag ter plaatse van Wittevrouwenstraat 8-10. Hier bleek het bodem archief veel rijkelijker gevuld. Vreemd is dat niet, want het perceel lag aan de oostelijke invalsweg die via de Wittevrouwen – poort, Wittevrouwenstraat en Voorstraat eindigde op de Neude. Vrijwel direct na de aanleg van de Utrechtse stadsomwalling in 1122 werd het terrein al bewoond. En gezien de vele sporen uit latere tijd zou dat in alle daaropvolgende eeuwen zo blijven. Naast funde ringen van enkele middeleeuwse gebouwen zijn er opmerkelijk veel beer- en waterputten aangetro˚en. Uit sommige beerput- ten zijn bijzondere vondsten geborgen, zoals nog gave aardewerken kookpotten en pannen en mooi beschilderd Werra-aardewerk uit het begin van de zeventiende eeuw. Opvallend zijn enkele glasfragmenten van een octagonaal pijpglas, dat rijk is gedecoreerd met blauwe dierkoppen en stamt uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Deze vondsten duiden erop dat de toen malige bewoners van goede komaf moeten zijn geweest. Uit historische bronnen is dan ook bekend dat in de zeventiende eeuw op nummer 10 een burgemeester woonde. Romeinse boeren Uit onderzoek dat in 2007 op het binnenterrein van de letterenbibliotheek is uitgevoerd, bleek dat dit land al ten tijde van de Romeinen in gebruik was als weidegrond. Op Tijdens onderzoek bij de Wittevrouwen straat werden fragmenten gevonden van een octagonaal pijpglas dat rijk is gedecoreerd met blauwe dierkoppen en stamt uit de eerste helft van de zestiende eeuw. De Plompetorengracht, hier op een foto uit omstreeks 1870, is in 1393 gegraven. Door de aanleg van de gracht zal het gebied er omheen een meer stedelijk karakter hebben gekregen.

PAGE – 10 ============
StadsOntwikkelingSporen in de stad 10 en kinderen te gaan. Vooral het aantal kindergraven bleek daarbij hoog. Maar liefst 25 van de 63 doden waren niet ouder dan achttien jaar geworden. Bijna de helft van deze jongeren had zelfs al voor het bereiken van het zesde levensjaar alweer afscheid van de wereld moeten nemen. De meeste daarvan, ongeveer tweederde, zelfs al toen ze twee tot drie jaar oud waren. De gemiddelde levens- verwachting bij geboorte van de mensen die rond de Janskerk begraven lagen, kwam uit rond de 25 jaar. Dat lijkt misschien een schrikbarend laag getal, maar tot niet zo lang geleden was dat een normaal gegeven. Nog in 1870 was in Nederland de levens verwachting gemiddeld 29 jaar. Pas na 1900 veranderde dat. Die ge- middelde levensverwachting van 25 wordt overigens nog schrijnen der als wordt bedacht dat het waarschijnlijk niet de armste mensen waren die hun laatste rustplaats bij de Janskerk vonden. Mysteries rond een kerk De meeste graven lagen op een plek waar dat ook te ver- wachten was, namelijk binnen de grenzen van de tegen de kerk aangebouwde kloostergang of pandhof. Alleen was er bij de Janskerk iets merkwaardigs mee aan de hand. De pandhof was daar namelijk nooit gebouwd, want tegen de gewoonte in was deze in de twaalfde eeuw aan de noord- zijde van de kerk verrezen. Dat de bouwers daar toe over moesten gaan, kan wel eens te maken hebben met het feit dat de Janskerk erg dicht op de toen malige rivieroever De omstreeks 1050 gebouwde Janskerk is één van de vijf kapittelkerken die Utrecht rijk was. Aan elk van deze kerken was een college van kanunniken verbonden – het ‚kapittel™ – dat zich voornamelijk bezighield met de eredienst. De kanunniken, veelal afkomstig uit de hoog- ste kringen, konden lezen en schrijven en dienden net als kloosterlingen de gelofte van kuisheid af te leggen. Dat gold niet voor de gelofte van armoede en daardoor konden de zij zich een mooi eigen huis permitteren op het kapittelterrein, dat door slootjes, hekken of muren afgeschermd lag van de rest van de stad. Het waren gebieden waar de stedelijke wetgeving niet gold en de kapittelterreinen werden dan ook niet voor niets immuniteiten genoemd; geestelijke vrijstaatjes in de luwte van de bedrijvige stad. Met de Janskerk was iets bijzonders aan de hand, want het was de enige van de vijf kapittelkerken die ten noorden van de rivier de Rijn werd gebouwd, die in de elfde eeuw nog ter hoogte van de huidige Minrebroederstraat stroomde. En al was de Domkerk niet ver weg, de rivier vormde wel een obstakel voor de geestelijken van Sint-Jan. Aan te nemen is dat er een brug over de rivier lag, zodat de heren van de kerk met droge voeten naar de kathedraal konden gaan. Maar waar die brug gelegen heeft, is onbekend.Tussen het stadslawaai Rondom de Janskerk zijn tijdens verschillende archeo – logische onderzoeken veel sporen uit het verleden aan- getro˚en. Sporen van het leven dat zich daar afspeelde maar ook van de dood. Zo werden er in 1999 en 2000 maar liefst 75 graven en zeven knekelkuilen gevonden. De doden bleken daar begraven te zijn gedurende de gehele periode dat de katholieke immuniteit bestond, dus vanaf de stichting van de kerk tot aan de reformatie in 1580. Ooit begraven in de rust en stilte van het kerk – terrein werden de overledenen door de onderzoekers aangetro˚en op slechts 60 centimeter diepte te midden van het alledaagse stadslawaai. De elfde- en twaalfde- eeuwse graven waren het meest opvallend. Ze bestonden uit van blokken tufsteen gemaakte sarcofagen. Gezien de vondst van spijkers en enkele houtfragmenten lijkt het erop dat de doden in een houten lijkkist in de sarcofaag werden bijgezet. Van de zes aangetro˚en sarco fagen moesten er uiteindelijk vijf geruimd worden, die ver -volgens verder konden worden onderzocht. Dat gold ook voor 58 latere graven, waarin de doden wel in een houten doodskist waren begraven maar niet in een natuur stenen sarcofaag. Het bleek om mannen, vrouwen 3 Rondom de Janskerk De doden van Sint-Jan

PAGE – 11 ============
11 KerkenkruisRomeins castellum132145 Het kerkenkruis: 1 Domkerk, 2 Pieterskerk (1048), 3 Janskerk (1050), 4 Paulusabdij (1050), 5 Mariakerk (1086). stond. Een zuidelijke pandhof kon daardoor niet meer goed op het zand worden gefundeerd, omdat dat vast en zeker tot verzakkingen had geleid.Maar waarom was de kerk zo ver naar het zuiden ge- plaatst? Het kapittelterrein was toch groot genoeg om de kerk iets meer naar het noorden op het midden van de zandrug te bouwen? Dan was er ruimte genoeg geweest voor een pandhof. Had de bouwmeester zich misschien vergist, of speelden andere redenen een rol? Het is een van de mysteries die nog rond de Janskerk hangen. Het zou kunnen dat de kerk op die plek werd opgetrokken om de vorm van een kerkenkruis rondom de Dom zo goed mogelijk te verkrijgen. Dat kruis van kerken zou in het midden van de elfde eeuw zijn gebouwd rondom het hart en de ingewanden van de Duitse keizer Koenraad II die in de Dom waren begraven. Naast de Janskerk bestond dat kruis uit de Pieterskerk in het oosten, de Paulusabdij in het zuiden en de Mariakerk in het westen. Onzeker is echter of Koenraad™s zoon en de nieuwe keizer Hendrik III samen met de toenmalige bisschop Bernold inderdaad zo™n symbolisch werk tot stand hebben gebracht. Het zou in ieder geval verklaren waarom de Janskerk zo dicht op de noordoever is gebouwd. En misschien ligt daar ook wel de reden dat de kerk aan de noordzijde van de Rijn is verrezen. Maar alleen de vroegste doden van Sint-Jan hadden ons de waarheid kunnen vertellen. Om verzakking te voorkomen, kreeg de toren van de Janskerk in de veertiende eeuw een grote bakstenen steunbeer. De toren is in 1681 gesloopt. Het immuniteitsgebied van het kapittel van Sint-Jan werd in 1604 in opdracht van de kapittel heren opgemeten en getekend. Overigens lijkt het alsof de kerk vrijwel in het midden van de immuniteit stond, maar dat was oorspronke- lijk niet het geval. Tijdens de opgraving in 2000 werden er tientallen gra- ven gevonden op het Janskerkhof. In een van de graven werd een klein gelijkbenig kruisje gevonden, dat als sieraad was gedragen.

420 KB – 28 Pages