by T Lagro-Janssen · Cited by 3 — maken, omdat ze onvoldoende kennis en kunde bezitten in hoe te signaleren en hoe ernaar te vragen. Daarom blijft seksueel misbruik in de spreekkamer vaak.
75 KB – 11 Pages
PAGE – 1 ============
56Signaleren en benadering door de huisarts van seksueel misbruik bij volwassenenProf. dr. Toine Lagro-Janssen, emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde in het Radboudumc, en hoofd van het Centrum Seksueel Geweld Gelderland-Zuid en -Midden te NijmegenSamenvattingSlachtoffers van seksueel misbruik vertellen meestal niet spontaan over een ver -krachting of langdurend seksueel misbruik in de voorgeschiedenis. Daar zijn vele redenen voor, bijvoorbeeld omdat ze geen relatie zien tussen klachten en het trauma. Huisartsen op hun beurt zijn terughoudend in het bespreekbaar maken, omdat ze onvoldoende kennis en kunde bezitten in hoe te signaleren en hoe ernaar te vragen. Daarom blijft seksueel misbruik in de spreekkamer vaak onbesproken en onbehandeld. Dit hoofdstuk bespreekt bij welke klachten en contextuele factoren u als huisarts alert moet zijn op seksueel misbruik, welke mensen extra risico lopen en dit artikel geeft aanbevelingen voor een juiste be -nadering. InleidingSeksueel misbruik uit zich op verschillende manieren. Alle ongewenste seksuele handelingen treffen meer vrouwen dan mannen. In Nederland heeft een op de vijf vrouwen en 6% van de heteroseksuele mannen manuele, orale, vaginale of anale seks tegen de wil meegemaakt.1 Bij homo- en biseksuele mannen is dat percentage 18%. Als zoenen en seksueel aanraken tegen de wil meegeteld wordt, gaat het om indrukwekkende percentages namelijk de helft van de vrouwen en een op de vijf mannen. (˜guur 1) De˜nities en meer gespeci˜ceerde prevalentiecijfers over seksueel misbruik staan beschreven in artikel 2 Prevalentie van seksueel geweld en presentatie aan de huisarts in dit themanummer. Seksueel misbruik is kortom een veelvoorko -mend probleem met potentieel ernstige gevolgen voor de lichamelijke en gees -telijke gezondheid van de slachtoffers. Huisartsen hebben er in hun dagelijkse praktijk veel meer mee te maken dan de meesten zich realiseren. Er wordt in de spreekkamer niet over gepraat. De dader van seksueel misbruik is vaak een bekende van het slachtoffer. Bij structureel misbruik komt de dader bijna altijd uit de directe primaire leefomgeving. Bij de acute verkrachtingen zijn het in ruim 80% van de gevallen bekenden uit het uitgaanscircuit, of van school of
PAGE – 2 ============
57werk. Dat maakt het bespreken van het misbruik tot een groot taboe vanwe -ge angst niet geloofd te worden, schaamte, schuldgevoelens, loyaliteiten naar dader, angst voor wraak door dreigementen, angst voor de gevolgen, het zich niet bewust zijn dat het niet normaal is, en er geen woorden voor hebben. Er is een scala aan gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan actuele seksueel misbruik of misbruik in het verleden. De huisarts is door de vertrouwenspositie en de continuïteit van zorg bij uitstek de persoon die van groot belang kan zijn voor het slachtoffer om het stilzwijgen te doorbreken op weg naar herstel. Vaar -digheden om te signaleren, om kwetsbare groepen te herkennen en om op een juiste manier het gesprek te voeren en te handelen zijn cruciaal. Dit hoofdstuk geeft inzicht in deze onderwerpen. SignalerenIn de praktijk van de huisarts zal het meestal gaan om een vermoeden van mis -bruik. Een vermoeden vormt zich op basis van de aard van de klachten en van de context en voorgeschiedenis van de patiënt. 2 KlachtenMeer dan de helft van de Nederlandse vrouwen en bijna de helft van de man -nen ervaart problemen door een verkrachting. 1 Daarbij noemt 40% van de vrouwen en 29% van de mannen psychische klachten, en 28% van de vrouwen en 22% van de mannen seksuele problemen. Bovendien wijt 22% van de vrou -Seksuele grensoverschrijdingSeksuele geweldSeksuele grensoverschrijding53%19%6%22%Seksuele geweldFiguur 1: Seks tegen de wil.1
PAGE – 3 ============
58wen en 15% van de mannen de later opgetreden relatieproblemen aan de ver -krachting. 1 Een recent grootschalig onderzoek onder 42.000 vrouwen uit de 28 lidstaten van de Europese Unie meldt dat 84% van de vrouwen die ooit slacht -offer zijn geweest van seksueel misbruik, ernstige en langdurige psychologische gevolgen ondervinden. Het gaat om depressieve klachten, angst- en paniekaan -vallen, posttraumatische stressstoornissen (PTSS), slaapproblemen, somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK) en seksuele problemen. 3,4 De kans op het ontstaan van SOLK en psychiatrische stoornissen na seksueel misbruik is groter vergeleken met vrouwen zonder ervaringen met seksueel misbruik. 5,6 (tabel 1) Automutilatie, tentamen suïcide, misbruik van alcohol, drugs, pijnstillers en psychofarmaca, en eetstoornissen als boulimia en anorexia komen vaak als gevolg van (seksueel) geweld voor. Bedenk dat het in 15% van het aan de huisarts gemelde fysieke partnergeweld ook om seksueel geweld gaat. De helft van de slachtoffers van een verkrachting ontwikkelt zonder therapie een PTSS. Dat is meer dan na andere traumatische ervaringen, waar PTSS ont -staat bij 5% van de mannen en 10% van de vrouwen. 4 Van de SOLK-klach -ten vormen in het bijzonder chronische pijnklachten van spieren, gewrichten, nek, schouder en hoofd belangrijke signalen van misbruik. Een verhoogde alertheid, een constant gevoel van onveiligheid, op je hoede te moeten zijn en geestelijke instabiliteit, leiden tot toegenomen spierspanningen. Ook pati -enten met het chronischevermoeidheidssyndroom, het prikkelbaredarmsyn -droom en chronische bekkenpijn blijken vaker een verleden te hebben van seksueel misbruik en geweld dan patiënten zonder deze klachten. 7 Angst en paniek veroorzaken hyperventilatieklachten met hartkloppingen, pijn op de borst en tintelingen in de extremiteiten. In tabel 2 staan obstetrische en gy -naecologische klachten die een signaal kunnen zijn voor misbruik en geweld actueel of in het verleden. Gevolgen van seksueel misbruik ORPsychogene insulten 3.0Chronische bekkenpijn 2.7Maag-darm stoornissen 2.4Aspeci˜eke chronische pijn 2.2Slaapstoornissen 16.1Zelfmoordpogingen 4.1Angststoornissen3.0Eetstoornissen2.7Depressie 2.7PTSS2.4Tabel 1. De gevolgen van seksueel misbruik. 5,6
PAGE – 4 ============
59Context en voorgeschiedenisSlachtoffers van seksueel geweld zijn meestal grootgebruikers van de gezond -heidszorg. Daar zorgen de gevolgen van het misbruik met bovenstaande psy -chiatrische en SOLK-klachten voor. Hun ervaren gezondheid is lager en hun ˜nanciële en werkomstandigheden zijn door gemiste opleidingskansen in het verleden slechter. Ze beschikken over minder bronnen waaruit ze vanzelfspre -kend kunnen putten om deel te nemen aan maatschappelijke welstand en wel -bevinden. Dat zou voor de huisarts een belangrijk signaal moeten zijn voor een vermoeden van trauma™s in de voorgeschiedenis. Hetzelfde geldt voor aperte zorgmijders, bijvoorbeeld patiënten die medicatie (pijnstillers en psy -chofarmaca) via de praktijkassistente bestellen en weigeren op het spreekuur te komen of afspraken verzuimen. Naast de hoge consultfrequentie vallen de verzoeken om verwijzingen voor aanvullend onderzoek of specialist op, met een dwingende zoektocht naar somatische oorzaken, ondanks norma -le bevindingen. Ingezette behandelingen geven vaak geen baat, waardoor de huisarts bevangen kan worden door een gevoel van onmacht. Gevoelens van onmacht zouden voor huisartsen altijd een moment van re˚ectie moeten zijn om stil te staan bij vragen over wat mogelijk aan de hand is. Seksueel mis -bruik en geweld horen dan als vermoedens in de overwegingen meegenomen te worden. Meestal zijn slachtoffers bang dat ze door het misbruik lichamelijk (inwen -dig) letsel hebben opgelopen. Omdat het juist bij angst voor ziekten en letsel van groot belang is om lichamelijk vaak gynaecologisch onderzoek te verrich -ten, kan onverwacht gedrag bij dit onderzoek, zoals angstig, erg meegaand of uitdagend gedrag, eveneens een signaal van niet-pluis zijn en een vermoeden op seksueel misbruik oproepen. Seksuele traumata, mishandeling, verwaarlozing in het verleden moeten de huisarts alert maken op actueel misbruik. Een seksueel trauma in het verleden verhoogt immers bij ongeveer twee op de drie slachtof -fers de kans op herhaling in de toekomst (revictimisatie). Eén op de vier man -Obstetrische en gynaecologische klachten van seksueel geweld Chronische (gynaecologische) onderbuikklachten Pijn gebied vagina/ uterus Paniek bij partus Machteloosheid, ˚ashbacksOveractieve bekkenbodem SOA, UWI Afwijkend uitstrijkje Bloedverlies zwangerschap Ongewenste zwangerschap, abortus Seksuele problemen Tabel 2. Obstetrische en gynaecologische signalen van seksueel geweld.
PAGE – 5 ============
60nelijke en bijna de helft van de vrouwelijke slachtoffers van seksueel misbruik zal later in zijn of haar leven opnieuw geconfronteerd worden met seksueel mis -bruik.8 Van de slachtoffers van de acute verkrachtingen, die in 2018 hulp kregen van een van de 16 Nederlandse Centra Seksueel Geweld, rapporteerde een op de vier eerder seksueel geweld te hebben meegemaakt. 9 Een herhaald slachtoffer -schap moet dus het vermoeden op actueel misbruik versterken. Vluchtelingen, zeker vrouwen die alleen reizen, worden tijdens de vlucht, evenals in het land van herkomst, frequent met verkrachtingen geconfronteerd. Vragen naar sek -sueel geweld bij vluchtelingen, nadat een vertrouwensrelatie is opgebouwd, is noodzakelijk. Ook bij patiënten die opgegroeid zijn in eenoudergezinnen, na vechtscheidingen, of in samengestelde gezinnen, is het zinvol om in de context van SOLK en psychiatrische klachten te denken aan seksueel geweld. RisicogroepenSeksueel misbruik betreft misbruik in machtsafhankelijke relaties, meestal gen -derbased, met mannen in de machtspositie. Jonge vrouwen, adolescenten tussen de 12 en 18 jaar, en vrouwen tussen de 18 en 25 lopen het meeste risico op acu -te verkrachtingen 10 (tabel 3). Het verkrachtingsrisico is tussen de 12 en 24 jaar vier keer zo groot vergeleken met andere groepen. Sexting, het maken en verstu -ren van persoonlijke naaktfoto™s of seks˜lmpjes van zichzelf via sociale media, en het afspreken en hebben van seks via datingapps komt in de leeftijdsgroep 18-24 jaar het meest voor, overigens even vaak als in de groep mensen zonder een vaste relatie. 1 Jonge vrouwen met een laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, geen vriendenkring, schoolverzuim, en sociaal geïsoleerd zijn ontvankelijk en een makkelijke prooi voor mensen of mannen met slechte bedoelingen. Ook vrouwen met een cognitieve (of lichamelijke) beperking zijn vaker slachtoffer van seksueel misbruik. Bij de acute verkrachtingen gaat het om 20% van alle slachtoffers. 10 Zij kunnen situaties van onveiligheid niet altijd goed inschatten, zijn gevoelig voor complimenten en meer geneigd om in een machtsafhankelijke relatie verstrikt te raken. Daarnaast vormen patiënten met seksueel geweld en emotionele verwaarlo -zing in de voorgeschiedenis, patiënten die lijden aan psychiatrische aandoenin -gen, en patiënten waarbij veel hulpverlening betrokken is (43% van de acute verkrachtingen) een risicogroep voor seksueel misbruik (tabel 3). Alcohol en drugs spelen bij misbruik een belangrijke rol. Beide veroorzaken een sterk ver -hoogd risico op seksueel geweld. Bij de slachtoffers van een verkrachting geeft 29% aan dat zij zelf en/of de dader alcohol of drugs hadden gebruikt, 31% van de vrouwen en 23% van de mannen. 1 Alcohol zorgt ervoor dat het slachtoffer minder alert is op onveilige situaties, op gevaar, en tevens minder in staat is om zich te verweren, weg te lopen, of het geweld te stoppen. De dader is met alcohol overmoedig, egocentrisch, op eigen genot uit, grenzeloos, en, zeker in combina -tie met drugs als cocaïne, agressief. In het CSG Gelderland-Zuid en -Midden geeft een op de vier slachtoffers aan dat er sprake was van (onvrijwillig) gebruik van alcohol en/of drugs (tabel 3).
PAGE – 6 ============
61Bespreekbaar makenEen op de vier vrouwen en een op de drie mannen heeft nooit iets over het mee -gemaakt seksueel geweld aan iemand verteld. 1 De meeste slachtoffers willen het misbruik zo snel mogelijk vergeten. Het is niet ongewoon dat de huisarts degene is aan wie een slachtoffer voor het eerst vertelt over een aanranding of verkrach -ting in het verleden. De meeste slachtoffers leggen ook geen relatie met ervaren klachten en het seksuele geweld. Als slachtoffers erover vertellen is dat in de eerste plaats aan vrienden, kennissen of familie. Van alle slachtoffers vraagt 20% van de vrouwen en 10% van de mannen professionele hulp aan arts of andere hulpverlener. 1 Er kan dus met recht gesproken worden over seksueel geweld als een verborgen geheim. Omdat veel slachtoffers het seksueel misbruik verzwijgen en omdat hulpverleners signalen niet herkennen is de hulp aan slachtoffers vaak niet adequaat. 2 Het gesprek in de spreekkamer over seksueel misbruik vindt niet plaats. Huisartsen zijn terughoudend om naar vervelende seksuele ervaringen en seksueel misbruik te vragen, omdat ze bang zijn dat de arts-patiëntrelatie verstoord wordt. Soms vrezen hulpverleners dat ze door te vragen de doos van Pandora, een bron van ellende, openen en geconfronteerd worden met een bo -demloze put aan narigheid. Door een tekort aan kennis en de complexiteit van het probleem voelen ze zich niet in staat en ook niet geroepen een oplossing te bieden. Slachtoffers op hun beurt verwachten meestal niet dat de huisarts alle problemen direct kan oplossen. Ze wensen vooral een luisterend, niet veroorde -lend oor, met compassie voor en erkenning van hetgeen hun is aangedaan. Ze willen een vriendelijke dokter, waarbij ze zich veilig voelen, omdat deze vertrou -welijk met hun verhaal en het gesprek in de spreekkamer zal omgaan. 11 Commu -nicatievaardigheden en een goede arts-patiëntrelatie zijn wezenlijke voorwaar -den voor het gesprek over seksueel misbruik. Er zijn verschillende manieren om naar misbruik te vragen. De vraag kan het beste aansluiten bij de lichamelijke of psychische klachten of problemen waar de patiënt hulp voor vraagt. Leg altijd uit waarom u ernaar vraagt. Twee voorbeelden van de direct manier van vragen zijn: ‚Uit ervaring weet ik dat mensen (vrouwen of mannen) met de klachten die u beschrijft, vaak iets naars, iets vervelend hebben Kenmerk slachtoffer Percentage van de slachtoffers Cognitief beperkt 20%Actueel gebruik psychofarmaca 14%DFSA*24%Eerder seksueel misbruik 29%Hulpverlening aanwezig 43%Tabel 3. Kenmerken slachtoffers CSG Gelderland-Zuid en-Midden 2018. 10 * DFSA = Drug facilitated sexual assault = vermoeden van seksuele activiteit (aanranding of ver -krachting) waarbij er instemming afwezig is of niet-geldig door het effect van drugs, incl. alcohol
PAGE – 8 ============
63le) aangifte te versterken. De huisarts kan het slachtoffer motiveren om juist in de verwarrende periode na een verkrachting de noodzakelijke acute hulp te zoeken. In de acute fase focust de medische zorg op het behandelen van eventuele letsels, het voorkomen van een ongewenste zwangerschap en van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA). Indien geïndiceerd en gewenst wordt de morning-afterpil (MAP) voorgeschreven. Is het te laat voor de MAP, maar wel binnen 5 dagen na de verkrachting, dan wordt onder bescherming van antibiotica een Cu-IUD ge -plaatst. Er worden nulmonsters SOA en HIV afgenomen en er wordt beoordeeld of er een indicatie is tot Post Expositie Profylaxe (PEP) en Hepatitis B-vaccinatie. PEP en hepatitis B moeten binnen 72 uur gestart worden. De screening op andere SOA™s dan HIV is na 2 weken. Op indicatie zal op drugs en/of alcohol worden gescreend. Het forensisch onderzoek vindt plaats als het slachtoffer aangifte wil doen. In die situaties komt de zedenrechercheur voor het verplichte, informatieve gesprek FrieslandGroningenDrentheZwolleCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGCSGAmsterdamTwente-AchterhookFlevoland &Gooi en VechtstreekUtrechtNoord HollandZuid HollandGelderland- Zuiden -MiddenWest-MiddenBrabantZeelandBrabant-OostLimburgRotterdamFiguur 2. Locaties 16 Centra Seksueel Geweld
PAGE – 9 ============
64naar de locatie van de acute opvang. In het merendeel van de 16 CSG™s vindt de acute opvang plaats op de SEH of de GGD. Op verzoek van de zedenrechercheur voegt de forensisch arts zich bij het team voor het sporenonderzoek. Voor kinde -ren en jongeren onder de 14 jaar wordt vanwege de speci˜ek vereiste deskundig -heid de forensisch arts van het Nederlands Forensisch Instituut ingeschakeld, die ter plekke bij het team aansluit. De meeste slachtoffers willen na de verkrachting zo snel mogelijk weg van de plaats van delict, veilig naar huis, douchen, uitrusten en/of doen alsof er niets gebeurd is. Hoewel goed te begrijpen vanuit het slacht -offer, toch is het belangrijk om te zorgen dat het onderzoek naar sporen zo be -trouwbaar mogelijk uitgevoerd wordt. Daarom zijn een aantal tips in de situatie direct na seksueel geweld van belang zoals niet douchen of wassen, niet de tanden poetsen, niet naar het toilet gaan, niet eten of drinken, en niet de kleren gedragen tijdens de verkrachting, in de was doen. Psychologische hulp in de acute fase bestaat uit psycho-educatie, dat is uitleg geven over wat normale reacties zijn op een trauma. Dit kan de acute stress na het trauma verminderen en het risico op het ontwikkelen van een PTSS verkleinen. Kennis over seksuele traumata, onder andere de vele uitingsvormen, de dynamiek tussen dader en slachtoffer, de gevolgen, de verwerking, en mogelijke behande -lingen is nodig om mensen met een trauma te kunnen begrijpen en hen goed te kunnen informeren. Informatie geven over normale reacties na de verkrachting is belangrijk. Zo kunnen slachtoffers herbelevingen krijgen, gevoelens hebben van schaamte en ongeloof dat dit hun is overkomen (waarom ik en waarom juist door die aardige persoon?), zich schuldig voelen en/of boosheid ervaren. Vaak voelen ze zich in de war, verdoofd, slapen ze slecht, zijn ze angstig, vertonen vermijdings -gedrag, zijn somber en kunnen zich moeilijk concentreren. Belangrijke adviezen in die eerste fase zijn om een normaal dag- en nachtritme aan te houden, gezond te eten, geen alcohol en drugs te gebruiken, en het gewone leven weer zo snel mo -gelijk oppakken. A˚eiding zoeken en het vertellen aan en steun zoeken bij familie en vrienden zijn belangrijk. In elk geval is het streven dat het misbruik niet een geheim wordt waar niemand van weet. Voor schoolgaande kinderen en studenten is een melding bij een mentor aan te raden, zonder dat de hele school het hoeft te weten. Afhankelijk van de persoon kan het erover schrijven opluchting geven. Blijven de klachten na een maand bestaan dan is traumatherapie aangewezen. De meeste CSG™s leggen na toestemming van het slachtoffer contact met de huisarts voor de overdracht van de zorg. Het risico op PTSS is groter en de prognose slechter als het slachtoffer jon -ger is, een eerder (seksueel) trauma of stressvolle gebeurtenis in de jeugd heeft meegemaakt, eerder psychiatrische problemen heeft ervaren, weinig emotionele en cognitieve vaardigheden bezit, het trauma gewelddadiger is en/of met meerdere daders, het een dader betreft die zou moeten beschermen (onder andere ouderlijk gezin, docent, mentor) en het slachtoffer gebrek aan sociale steun ervaart. Ne -gatieve reacties van de omgeving en hulpverleners vormen in de acute fase een belangrijk obstakel voor herstel. Het blaming the victim met de waaromvragen: waarom was je nog zo laat op straat, waarom ben je met hem meegegaan, waar -om heb je zoveel gedronken, waarom ging je alleen naar huis, waarom vertel je
PAGE – 10 ============
65het nu pas?, impliceren een schuldvraag. Ze richten bij het slachtoffer ernstige schade aan.11 Wat het slachtoffer bovenal wil, is erkenning voor hetgeen gebeurd is, hetgeen haar of hem is overkomen, voor de angst, pijn, machteloosheid, ver -nedering en de verwarring. De eerste opvang moet een gevoel van veiligheid aan het slachtoffer teruggeven. Centraal staat dat het belangrijk is te benadrukken dat het slachtoffer zelf geen schuld heeft aan het gebeurde en niet medeplichtig is aan het misbruik. Psycho-educatie is aangewezen om het blaming the victim- fenomeen te doorbreken en een aantal mythen te ontkrachten. Het zijn klassieke mythen die ondanks de verworven kennis hardnekkig blijven bestaan en die slachtoffers gevangen houden in hun schuld en schaamte. Zoals het idee dat slachtoffers zich moeten verzetten, schreeuwen of weglopen en er zonder geweld of verzet geen sprake is van misbruik. De helft van de slachtoffers verstijft tijdens de verkrach -ting, ze voelen zich verlamd, ze bevriezen en kunnen zich niet verzetten. 11 Dat is een fysiologische reactie op stress en op doodsangst. Ook de lubricatie bij vrou -wen en de erectie bij mannen zijn fysiologische reacties op stress. 12 Het optreden van een genitale reactie is geen bewijs van instemming, maar een teken van grote angst, waardoor alle bloedvaten opengaan. Door bloedstuwing krijgt de man een erectie en wordt de vagina van de vrouw nat en de clitoris gezwollen. Een dader gebruikt dat vaak als bewijs dat het slachtoffer instemt met de seksuele handeling. Slachtoffers raken door die onverwachte lichamelijke reacties in de war, ze scha -men zich en voelen zich schuldig. Ze zijn opgelucht te horen dat het helemaal niet onbewust een teken van instemming is. Na verloop van tijd De meeste slachtoffers hebben professionele hulp nodig om te herstellen van trau -mata van seksuele aard. Seksueel geweld tast immers het gevoel van eigenwaarde aan, het interfereert met de eigen identiteit, het zelfgevoel van het slachtoffer. Het moment echter waarop slachtoffers hulp zoeken verschilt sterk. Het verloop van het herstel is ook niet goed te voorspellen, omdat het herstelproces dynamisch verloopt. 13 Slachtoffers zoeken naar een balans tussen ontkenning enerzijds en anderzijds de behoefte aan professionele hulp. Zij willen zwijgen, willen vermijden eraan te denken, niets oprakelen, ze willen vooral doorgaan met hun leven. Mo -gelijk is dit vermijdingsgedrag een bescherming tegen te overweldigende emoties. Dat is een van de redenen waarom slachtoffers zo vaak zwijgen over het gebeurde en het snel willen vergeten. Anderzijds voelen ze dat het niet lukt om het gebeurde te vergeten en voelen ze de noodzaak voor professionele hulp. Om hulp vragen roept echter angst op, omdat oud zeer wordt opengebroken, angst voor het on -bekende, angst voor controleverlies, en hulpvragen een vertrouwen in de hulp -verlener veronderstelt. 13 De huisarts moet daarom vooral luisteren om te kunnen beoordelen in welke fase van herstel zich het slachtoffer bevindt. Goed aansluiten bij de behoefte van het slachtoffer is noodzakelijk en vooral ook niet te snel gaan en teveel vanuit het doktersperspectief willen. Als patiënten niet spontaan over hun seksuele traumata in het verleden vertel -len, is het allerbelangrijkste voor de huisarts om eraan te denken, te signaleren en te durven vragen. In een goede arts-patiëntrelatie, gestoeld op wederzijds ver –
PAGE – 11 ============
66trouwen, vindt een meerderheid van de patiënten dat de huisarts mag vragen naar intieme en pijnlijke zaken. Bij slachtoffers is vaak het vertrouwen in mensen en soms ook in hulpverleners door het trauma geschonden. De huisarts zal daarom geduldig en voorzichtig extra moeite moeten doen om het vertrouwen met een slachtoffer op te bouwen. De huisarts heeft de tijd in de vele (korte) contacten door de jaren heen. Dat geeft continuïteit van zorg en brengt stabiliteit. Aandacht voor het verhaal, onbevooroordeeld luisteren, erkenning voor het aangedane leed, een veilige sfeer en vertrouwen bieden, op zoek gaan naar de hulpbronnen die het slachtoffer heeft aangeboord om verder te leven, en zoveel mogelijk aansluiten bij wensen en mogelijkheden van het slachtoffer zijn kernkwaliteiten van een goede benadering en hulpverlening. Empathie tonen, maar geen medelijden uitstralen is de juiste attitude. Empathie bekrachtigt, medelijden verzwakt. Kortom: de huisarts is door de vertrouwenspositie en de continuïteit van zorg bij uitstek de persoon die van groot belang kan zijn voor het slachtoffer om het stilzwijgen te doorbreken op weg naar herstel. Vaardigheden om te signaleren, om kwetsbare groepen te herkennen en om op een juiste manier het gesprek te voeren en te handelen zijn cruciaal. Durf te vragen! Referenties1. Graaf H de, Wijsen C. Seksuele gezondheid in Nederland 2017. Utrecht: Rutgers; 2017. 2. Teunissen TAM, Lo Fo Wong SH, Lagro-Janssen ALM. Signalen van seksueel misbruik herken -nen. Ned Tijdschr Geneeskd.2016; 160:D5463. Kjaertum M. Violence against women: an EU-wide survey. Vienna: European Union Agency for Fundamental Rights; 2015. ISBN 978-92-9239-99-3. 4. Bicanic IAE, Engelhard IM, Sijbrandij M. Posttraumatische stressstoornis en seksuele proble -men na seksueel geweld. Prevalentie en behandeling. Gedragstherapie. 2014; 47(4): 256-74 5. Paras ML, Murad MH, Chen LP, Goranson EN, Sattler AL, Colbenson KM. Sexual abuse and lifetime diagnosis of somatic disorder: a systematic review and meta-analysis. JAMA. 2009; 302(5):550-616. Chen LP, Hassen Murad M, Parras ML, Colbenson KM, Sattler AL, Goranson EN et al. Sex -ual abuse and lifetime diagnosis of psychiatric disorders: systematisch review and meta-analysis. Mayo Clin Proc. 2010; 85(7):618-29 7. Lagro-Janssen ALM, Teunissen TAM. Chronische bekkenpijn. In: Horst van der HE, Wit de NJ. Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Houten, Bohn Sta˚eu van Log -hum. 2017; 131-43. ISBN: 9789036806398.8. Slotboom A, Bekkum AJ van, Wijkman MDS, Jong J de, Hendriks J. Preventie van seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg. Een onderzoek naar revictimisatie en daderschap. Amster -dam: VU; 2014. 9. Landelijk netwerk centrum seksueel geweld. Jaarverslag 2018. Utrecht; 2018. Available from: https://www.centrumseksueelgeweld.nl/wp-content/uploads/2018/06/CEN120-Jaarverslag-lande -lijk-WEB.pdf. 10. Centrum seksueel geweld Gelderland-Zuid en -Midden. Jaarverslag 2018. Nijmegen; 2018. Available from: https://www.centrumseksueelgeweld.nl/wp-content/uploads/2019/04/Jaarverslag- CSG-2018-G-Z-M.pdf.11. Minnen A van. Verlamd van angst. Herstellen na seksueel misbruik. Amsterdam: Boom. 2017. 12. Lunsen R van, Laan E. Seks!. Amsterdam: Prometheus. 2017. 13. Hutschemaekers GJM, Zijlstra E, Bree C de, Lo Fo Wong S, Lagro-Janssen ALM. Similar yet unique: the victim™s journey after acute sexual assault and the importance of continuity of care. Scand J Caring Sci. 2019. Doi: 10.1111/scs. 12693.
75 KB – 11 Pages