by W Daamen · 2014 · Cited by 6 — Beschermende factoren waar opvoedingsondersteuning een bijdrage aan kan leveren zijn: binding tussen ouders en kinderen, kansen voor betrokkenheid bij het gezin
56 pages

127 KB – 56 Pages

PAGE – 1 ============
1 Inleiding De laatste jaren is er niet alleen aandacht voor de risicofactoren van een problematische ontwikkeling van kinderen en jongeren, maar ook voor factoren die bijdrage aan een positieve ontwikkeling van jeugdigen. Die groeiende beweging is zowel in Nederland als in het buitenland gaande. Men wil h et jeugdbeleid dan ook richten op een samenha ngend aanbod van activiteiten en programma s waar in zowel plaats is voor interventies om op een problematische ontwikkeling van jeugdigen te verminderen, als voor interventies om de kansen van kinderen op een positieve ontwikkeling te vergroten. I nce, Van Yperen en Valkestijn (2013) hebben op basis van literatuuronderzoek op een rij gezet wat de belangrijkste factoren zijn die een bijdrage leveren aan een voorspoedige ontwikkeling van kinderen en jongeren. Aan de hand van verschillende theoretische kaders en overzichtsstudies is een aantal factoren aan te wijzen waarvan het aannemelijk is dat die bijdragen aan een positieve ontwikkeling van jeugdigen en risicofactoren kunnen compenseren. Ince e n anderen (2013) hebben er de tien belangrijkste uitgeli cht: de top 10 van beschermende factoren. Voortbordurend op deze publicatie willen we in dit document de volgende vrag en beantwoorden : W at werkt bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van de jeugd ? W at zijn voorbeelden van interventies en metho dieken die daarvoor ingezet kunnen worden ? Hoewel het meeste onderzoek ge richt is op interventies die probleemgedrag willen voorkomen of verhelpen , blijken er aanwijzingen te zijn dat dezelfde risico – en beschermende factoren die probleemgedrag voorspelle n ook van belang zijn in het voorspellen van positieve uitkomsten bij beschermende factoren effect z ullen hebben op zowel positieve als problematische uitkomsten bi j de jeugd (Catalano et al. , 2004). In dit document bieden we, na een korte uiteenzetting van de top 10 van beschermende factoren, een overzicht van de beschikbare kennis over algemeen werkzame factoren in het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen, en een overzicht van werkzame elementen van interventies die zich binnen de domeinen gezin, school en de wijk afspelen. We sluiten af met enkele praktische aanwijzingen voor de invulling van lokaal jeugdbeleid , voorbeelden van sturingsinstrument en en een overzicht van in Nederland erkende preventieve interventies en goed beschreven methodieken. Dit document is mede gebaseerd op een aantal publicaties van het Nederlands Jeugdinstituut over . Voor uitgebreide informatie over het onderli ggend e onderzoek verwijzen we naar deze publicaties ( Databank Wat w erkt ? ). Daarnaast hebben we een literatuursearch verricht naar studies over de effectiviteit van interventies en me thodieken die zich specifiek richten op de afzonderlijke Wat werkt bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen Willeke Daamen Deniz Ince www.nji.nl Juni 2014

PAGE – 2 ============
2 beschermende factoren in opvoeden en opgroeien . We hebben voornamelijk gebruikgemaakt van meta – analyses en systematische reviews. In een meta – analyse zijn de resultaten van een aantal vergelijkbare s tudies gebundeld en zijn de effecten van een bepaald type interventie berekend door middel van statistische analyses. Een systematische review is een overzicht waarbinnen studies over een zelfde thema descriptief naast elkaar worden gelegd, geanalyseerd en besproken. D e voorbeelden van effectieve interventies en methodieken ko men uit de Databank Effectieve Jeugdinterventies (Nederlands Jeugdinstituut) , de Databank Methodieken Pedagogische Kwaliteit (Nederlands Jeugdinstituut) en de Databank Effectieve Soc iale Interventies (Movisie) . Begrippen In dit document gebruiken we afwisselend de termen interventies en . Daarnaast beschrijven we methodieken . De term interventie gericht zijn op de verminder ing, de compensatie of het draaglijk maken van een risico of een probleem in de ontwikkeling van een jeugdige waardoor een gezonde, evenwichtige uitgroei tot volwassenheid (mogelijk) belemmer d wordt ; geleid worden door een theoretisch en praktisch weldoord achte, doelgerichte en systematische werkwijze ; gericht zijn op de jeugdige zelf, zijn of haar opvoeders en/of zijn of haar opvoedingsomgeving ; afgebakend zijn in de tijd, met een nader omschreven tijdsduur en frequentie. Kort gezegd gaat het in dit docum ent om interventies die als doel hebben de psychische, sociale, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling van jeugdigen ( – 9 maanden tot 23 jaar) te bevorderen . Onder een ‘methodiek’ verstaan we een weldoordachte, doelgerichte en systematische werkwijze. Een methodiek is een systematische manier van werken. Dit maakt de werkwijze inzichtelijk en overdraagbaar. Een methodiek geeft een inhoudelijk kader dat richting geeft aan het handelen in de praktijk en daarbij te maken keuzes. Daarbij bestaat er een systema tische verbinding tussen het te bereiken doel en hiervoor benodigde acties, middelen en voorwaarden. De methodieken die hier beschre ven staan zijn afkomstig uit de Databank Methodieken Pedagogische Kwaliteit , daarin zijn methodieken verzameld die de gewone en positieve ontwikkeling van kinderen en jongeren versterken. De top 10 van beschermende factoren Kort samengevat volgt hier een opsomming van de top 10 van beschermende factoren in opvoeden en opgroeien . Hoewel de factoren afzonderlijk beschreven staan, zijn ze veelal complementair en ondersteunen ze elkaar wederzijds. Het is dan ook van belang ze in samenhang en in aanvulling op elkaar te zien. Voor een uitgebreide beschrijving en onderbouwing van de factoren verwijzen we naar de publicatie Top tien po sitieve ontwikkeling jeugd (Ince e t al ., 2013).

PAGE – 3 ============
3 1. Sociale binding : Bij sociale binding gaat het om de emotionele band die en het commitment d at een kind heeft met sociale relaties in het gezin, binnen zijn of haar vriendengroep, op school en in de wijk. De band (hechting) die een kind op jonge leeftijd met zijn of haar ouders en gezin heeft , is van grote invloed op de bindin g die hij later met vrienden, school en wijk ontwikkel t . 2. Kansen voor betrokkenheid en participatie : Kinderen en jongeren moeten kansen krijgen om een concrete, betekenisvolle en gewaardeerde bijdrage te leveren aan verbanden waarvan zij deel uitmaken (familie, school, gemeenschap). 3. Prosociale normen : Voor een gezonde ontwikkeling van jeugdigen is het nodig dat kinderen opgroeien in een o mgeving waarin duidelijke normen en waarden voor positief gedrag worden uitgedragen en nageleefd. Regels en grenzen moeten voor kinderen duidelijk zijn. 4. Erkenning van en waardering voor positief gedrag : Om hun sociaal gedrag te versterken is van groot bel ang dat kinderen erkenning en waardering krijgen voor positief gedrag. 5. Sociale steun : Sociale steun van ouders en steun van andere volwassenen (dan de ouders) aan kinderen kan een belangrijke bijdrage leveren aan het welbevinden van kinderen. Het gaat om volwassenen die direct (bijvoorbeeld door emotionele steun te bieden en rolmodel te zijn) of indirect (door ouders emotionele, praktische of informatieve ondersteuning te b i eden). Steun aan ouders en kinderen kan een belangrijke bijdrage leveren aan het we lzijn van kinderen en jongeren. 6. Constructieve tijdsbesteding : Het gaat hierbij om de kans om deel te kunnen nemen aan verenigingen). Dit moedigt talenten aan e n zorgt ervoor dat vrije tijd niet met negatieve activiteiten wordt ingevuld. 7. Competenties : Competenties van kinderen en jongeren blijken bij te dragen aan schoolsucces, prosociaal gedrag en positieve relaties met vrienden en volwassenen. Daarbij gaat het om sociale competenties, emotionel e competenties en gedragsmatige competenties. 8. Cognitieve vaardigheden : Bij cognitieve vaardigheden kan onderscheid gemaakt worden tussen algemene cognitieve vaardigheden zoals logisch en analytisch denken en abstract rede neren , en specifiek cognitieve vaardigheden, zoals lees – en rekenvaardigheden, die belangrijk zijn voor schoolsucces. 9. Schoolmotivatie : Hierbij gaat het om onder meer binding met school, prestatiemotivatie en positieve verwachtingen ten aanzien van eigen s ucces. Schoolmotivatie wordt beïnvloed door onder meer ouderlijke attitudes, ouderbetrokkenheid , aanmoediging en succes op school . Daarnaast zijn normen en waarden uitgedragen door de gemeenschap en de vriendengroep van groot belang. 10. Positieve identiteit : Dit betreft hoe jongeren zichzelf zien. Het omvat onder meer de overtuiging dat je met je eigen gedrag persoonlijke doelen kan bereiken. Hoe meer geloof in persoonlijke effectiviteit, hoe hoger de doelen zijn die mensen voor zichzelf stellen en hoe groter de motivatie is om deze doelen te bereiken.

PAGE – 4 ============
4 1. A lgeme e n werkzame factoren bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen De laatste jaren wordt er steeds meer onderzoek gedaan naar hoe de ontwikkeling van jeugdigen positief kan worden bevo rderd onderzocht op hun effectiviteit en wordt gezocht naar de kenmerken die daaraan lijken bij te dragen. Omdat er een grote samenhang is tussen de verschillende beschermende factoren , is er nauwelijks onderzoek bes chikbaar dat op specifieke beschermende factoren is gericht. In d it hoofdstuk richt en we ons dan ook op de algeme e n werkzame factoren om een positieve ontwikkeling te bevorderen. In dit hoofdstuk gebruiken we met name reviews en meta – analyses om te komen tot de algeme en werkzame factoren. In een aantal studies is specifiek onderzoek gedaan naar het bevorderen van positieve on twikkelingen van jeugdigen, deze onderzoeken liggen ten grondslag aan dit hoofdstuk. Dit zijn de studies van Catalano en anderen (20 04), Durlak en anderen ( 2007 en 2011 ), en Durlak en Weissberg (2007). D e algemeen werkzame factoren voor het bevorderen van een positieve ontwikkeling zijn onder te verdelen in vier onderwerpen : a) de kenmerken van het programma, b ) multimodaliteit, c) d e inhoud van het programma en d ) de implementatie van het programma. Aan de hand van deze vier onderwerpen lichten we in de volgende paragra f en de algemeen werkzame factoren toe. 1.1. K enmerken van het programma De kernmerken van een programma zijn van invloed op de effectiviteit. Uit onderzoek blijkt dat bepaalde werkzame factoren effectief zijn voor alle interventies gericht op jeugd . Dat geldt dus zowel voor probleemgerichte als voor Andere factoren zijn alleen werkzaam voor interven ties die gericht zijn op het bevorderen van een positieve ontwikkeling. De volgende factoren gelden voor alle interventies: E en interventie moet aan sluiten bij de karakteristieken van de jeugdigen en/of hun ouders . Dat geldt zowel voor de wijze van lere n vaardigheden leren door doen en oefenen aan de hand van huiswerk als om aansluiting bij de gemeenschap en cultuur van de betrokkenen bij de interventie. Interventies blijken beter te werken bij gemotiveerde cliënten . Motivatie wordt vaak opgevat als een statisch gegeven je bent het of je bent het niet , maar onderzoek laat zien dat motivatie ontwikkel d kan worden. De motivatie neemt toe n aarmate een interventie meer gericht is op het weer greep krijgen op het eigen leven van ouders, kinderen en jo ngeren , en op mogelijkheden in het heden, in plaats van problemen in het verleden . Dit wordt ook wel empowerment genoemd. I nterventies moeten goed doordacht zijn, een heldere theoretische onderbouwing kennen en gebaseerd zijn op kennis uit goed uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek. In een goede theoretische onderbouwing staat omschreven op welke risico factoren en beschermende factoren de interventie ge richt is, en welke factoren door de interventie beïnvloed worden en welke niet . Een interventie moet concr ete doelen hebben. Bij interventies waarin gewerkt wordt aan overeengekomen concrete doelen, worden meer resultaten behaald dan met minder goed opgebouwde interventies. Een goede interventie heeft de volgende kenmerken: realistische, helder geformuleerde e n toekomstgerichte doelen , een duidelijke koppeling van doel en middel en het opdelen van een programma in dui delijke fasen ( Catalano et al., 2004; Durlak &

PAGE – 5 ============
5 Weissberg, 2007; Garland et al. 2008; Hermans , Öry & Schrijvers , 2005; Lipsey & Wilson, 1998; Natio n et al. , 2003; Sutton e t a l. , 2004; Van Yperen, Booy & Van der Veldt, 2003 ) . op een positieve ontwikkeling van kinderen en jongeren zijn beschreven in een onderzoek van Durlak en Weis s berg (2007). Zij hebben op basis van literatuuronderzoek vier criteria samengesteld waaraan effectieve die gericht zijn op het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen moeten voldoen . De onderzoekers hebben vervolgens ee n meta – analyse uitgevoerd waarbij zij de 66 niet doen. De vi er criteria zijn: 1. Samenhangend en stap voor stap : H et aanleren van gedrag kost tijd en gaat stap voor stap. Het is daarom belangrijk dat er gedurende een langere periode een set aan activiteiten wordt ingezet. Deze activiteiten moeten gericht zijn op de ve rschillende stappen in het leerproces. Het is daarom belangrijk dat de activiteiten die worden ingezet met elkaar samenhangen en de jeugdigen in staat stellen zich het gedrag stap voor stap eigen te maken. Deze set aan activiteiten word t vaak vastgelegd in een programma – of interventiehandleiding. 2. Actief : I edere jeugdige heeft een eigen manier van leren, maar uit onderzoek blijkt dat jeugdigen zich nieuw gedrag het best eigen maken wanneer er actief mee gewerkt wordt tijdens het leerproces. Jeugdigen leren het meest door te doen. Het is belangrijk dat de jeugdigen eerst een basisinstructie krijgen over het nieuwe gedrag, vervolgens gaan oefenen , en tot slot gerichte feedback krijgen op hun handelen. De feedback leidt tot een nieuwe instructie, waarna er wee r geoefend kan worden en er weer feedback volgt. Deze cyclus, het stap voor stap leren door oefenen en feedback, is een belangrijk element en gaat door totdat de jeugdigen het gedrag beheersen. 3. Focus : H et is van belang dat er voldoende tijd en aandacht be steed wordt aan het aan leren van van nieuw gedrag een onderdeel is. Omdat dit veel tijd en aandacht vraagt , is het van belang dat dit goed verankerd is in het pr ogramma. Hoeveel tijd en training er minimaal aan besteed moet worden , is niet bekend . D it verschilt per programma. Uit het onderzoek van Catalano en negen maanden het meest effectief waren. Durlak en Weissberg (2007) maken daarbij wel een belangrijk onderscheid; niet zozeer de duur van het programma, maar de aanwezigheid en betrokkenheid van de jeugdige bij het programma is van belang. Een programma kan een jaar duren bijvoorbeeld, maar als de jeugd igen maar een paar keer komen, heeft dit geen effect. Alleen de duur van het programma is dus niet voldoende. Voor de effectiviteit is het van belang dat het programma redelijk lang duurt aan gezien er vaak gedragsverandering wordt nagestreefd , en dat kost tijd. 4. Expliciet : P e onderdel en van het bevorderen van een ge richt zij n op het bevorderen van een positieve ontwikkeling in het algemeen. In het programma mo et geconcretiseerd zijn wat onder het bevorderen van een positieve ontwikkeling wordt verstaan , en hoe het programma daaraan bijdraagt. Daarnaast is het belangrijk dat jeugdigen weten wat van hen verwacht wordt te leren. Het moet dus voor de betrokkenen du idelijk zijn welk doel men met het programma nastreeft. (Durlak et al., 2011; Durlak & Weissberg, 2007; Durlak, Weissberg & Pachan, 2010).

PAGE – 6 ============
6 Deze vier kenmerken worden in de literatuur afgekort als SAFE – aanpakken. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat SAFE – ontwikkeling door middel van gedragsverandering, ten minste moeten voldoen aan deze vier kenmerke n (Durlak et al., 2011; Durlak & Weissberg, 2007; Durlak, Weissberg & Pachan, 2010). Durlak (1997) stelt tot slot dat het van belang is dat bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling een langetermijnperspectief wordt gehanteerd. Het bevorderen van een positieve ontwikkeling vraagt meer dan een eenmalige kortdurende interventie in het leven van de jeugdige. Het is dus van belang dat de ontwikkeling van de jeugdige van jongs af aan positief wordt bevorderd. 1.2. Een multimodale aanpak op de positieve ontwikkeling van jeugdigen zijn effectiever wanneer ze op Durlak en collega ( 2007 ) hebben onderzoek gedaan na iet alleen individuele activiteiten inzetten gericht op de jeugdige, maar ook activiteiten om de omgeving te veranderen. De onderzoekers tonen aan dat het voor de effectiviteit van belang is dat de individuele vaard igheden van jeugdigen worden verstevigd én dat er veranderingen plaatsvinden in de omgeving, bijvoorbeeld door het klassenklimaat op school, de houding van de leerkracht, het beleid van de school maar ook het gedrag van ouders en regels thuis aan te passen en op elkaar af te stemmen. Daarbij benadrukken zij het belang van de afstemming tussen de verschillende domeinen waar de omgeving uit bestaat. De onderzoekers noemen het gezin, de school en de wijk als domeinen die betrokken moeten worden. Het aanpassen van alleen het schoolbeleid bijvoorbeeld, of alleen een extra cursus voor de jeugdigen zonder afstemming met andere domeinen, is volgens de onderzoekers minder of niet effectief. Ook uit ander onderzoek komt naar voren dat zowel het veranderen van de omgev ing als het inzetten op individuele competentietraining van belang is om de positieve ontwikkeling te bevorderen (Durlak et al., 2011). Catalano en collega (2004) hebben een systematische review uitgevoerd naar beschermende factoren voor de ontwikkelin g van jeugdigen. Vervolgens hebben zij onderzocht wat de werkzame elementen zijn effec tiever zijn wanneer zij op meerdere domeinen gericht zijn. Dit betekent dat een programma bijvoorbeeld gericht is op het versterken van zowel de emotionele als de cognitieve ontwikkeling , of dat het zowel op school als in het gezin wordt uitgevoerd . 1.3. Inhou d van het programma De inhoud van het programma is van invloed op de effectiviteit. in hun onderzoek tot de conclusie dat gericht zijn op één beschermende factor. Deze laatste zijn niet of weinig effectief . Zij volgende (combinatie van ) factoren het meest effectief zijn: ontwikkelen van c ompetentie s (sociaal, em otioneel, gedragsmatig, cognitief en moreel) ;

PAGE – 8 ============
8 betekent dat er voor alle leeftijden een aanbod moet zijn langetermijnperspectief wordt gehanteerd. Multimodaliteit : D e mate waarin het programma de domeinen (de leefgebieden van de jeugdigen) betrekt en gebruikt is van invloed op de effectiviteit. Het betrekken van meerdere domeinen is effectiever dan wanneer het programma op één domein gericht is. Daarnaast is het , maar ook aandacht besteden aan de context waarin de jeugdige zich begeeft. Bijvoorbeel d aanpass ing en in het schoolbeleid of gerichte ondersteuning aan ouders zodat zij de jeugdigen kunnen ondersteunen. Inhoud van het programma : P ge richt zijn op meerdere beschermende factoren op één factor. Voor de effectiviteit is het van belang dat de inhoud van het programma aansluit op kenmerken van de omgeving en van de jeugdigen en hun gezinnen. Om een positieve ontwikkeling te bevorderen , is het van belang dat he t programma aansluit bij de ontwikkelbehoeften van jeugdigen en dat er meerdere beschermende factoren bij betrokken worden . Daarnaast is het van belang dat in het bevorderen van een positieve ontwikkeling een langetermijnperspectief gehanteerd wordt . Implementatie : E en goede imple mentatie vergroot de effectiviteit van het programma en andersom verkleinen problemen in het implementatieproces de effectiviteit. Het is daarom van belang veel tijd en aandacht aan het implementatieproces te besteden. 2. Domeinen Het gezin, de school (en k inderopvang) en de wijk zijn de domeinen waarin jeugdigen opgroeien. Voor een optimale ontwikkeling van de jeugd is belangrijk dat binnen alle domeinen systematisch aandacht is voor de beschermende factoren . In de volgende paragra f en geven we weer wat er in de literatuur bekend is over wat werkt bij het bevorderen van een positieve ontwikk eling in het betreffende domein , en welk aanbod in N ederland hierop aansluit , met voorbeelden van in te zetten . 2.1. Gezin Het gezin is de eerste belangrijke plek waar kinderen opgroeien. Het gezin biedt kinderen liefde, bescherming en veiligheid. Kinderen leren culturele regels, waarden en normen, en kunnen binnen veilige grenzen gedragingen en vaardigheden leren en oefenen. Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen. In het gezin en bij de ouders ligt de basis voor een gezonde ontwikkeling. Soms kan het (tijdelijk) minder goed gaan binnen het gezin, en dat kan tot problemen leiden met of bij kinderen en jongeren. Meestal kunnen ouder s dit zelf met hun kinderen oplossen. Soms zijn ze gebaat bij hulp en steun van buiten. Opvoedingsondersteuning en activiteiten gericht op ontwikkelingsstimulering zijn middel en om problemen met jeugdigen te voorkomen en het gezond opgroeien te bevorderen. Binnen het domein gezin gaat het om verwezenlijking van de doelstelling. 2.1.1. Opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning is een verzamelbegrip voor preventieve activ iteiten en interventies die tot doel hebben de opvoedingscompetenties van ouders te vergroten en de opvoedingssituatie te verbeteren (Hermanns,1992; Janssens, 1998). Door kennis en vaardigheden van ouders op het

PAGE – 9 ============
9 gebied van opvoeden te vergroten en hen te o ndersteunen , is het uiteindelijke doel optimale omstandigheden te creëren zodat kinderen op alle terreinen gezond kunnen opgroeien. Het gaat bewustwordingscamp agnes, opvoedcursussen, pedagogische spreekuren en gezinsondersteuning. Beschermende factoren waar opvoedingsondersteuning een bijdrage aan kan leveren zijn: binding tussen ouders en kinderen, kansen voor betrokkenheid bij het gezin, het (h) erkennen van p ositief gedrag en waardering tonen voor positief gedrag, positieve normen voor en positieve opvattingen over goed gedrag, vaardigheden van ouders voor het stellen van grenzen en het bevorderen van prosociaal gedrag van de kinderen (Brewer et al. , 1995). Da arnaast kunnen opvoedingsactiviteiten bijdrage aan het versterken van de sociale netwerk van gezinnen en bieden daarmee sociale steun aan ouders en het gezin ( Kesselring, 2010; Bartelink, 2012). In Nederland is een uitgebreid assortiment aan opvoedingsvoo rlichting beschikbaar. Er zijn ongeveer duizend verschillende folders, brochures, tijdschriften en tv – Hoewel ouders op grote schaal gebruikmaken van dit voorlichtingsmateriaal , is er weinig onderzoek naar de effecten ervan op het v oorkomen van problemen (Hermanns, 2008). Onderzoek naar de effecten van (groepsgerichte) opvoedcursussen en interventies voor gezinsondersteuning zijn voornamelijk gericht op ouders en kinderen die tot een risicogroep behoren, en ouders die beginnende sign alen van opvoedingsproblematiek vertonen. Bij deze groepen laat opvoedingsondersteuning, in ieder geval op de korte termijn, positieve effecten zien op onder meer het opvoedingsgedrag van ouders en het gedrag van kinderen. Of de effecten op de langere term ijn blijven , is nog onvoldoende onderzocht (Ince, 2013). Op grond van de beschikbare studies beschrijven we heten werkzame factoren. In de volgende paragrafen beschrijven we doelen en kenmerken van opvoedingson dersteuning, gaan geven we enkele voorbeelden van erkende interventies die ingezet kunnen worden. We baseren ons daarbij op de Richtlijn Opvoedingsondersteuning Jeugdgezondheidszorg (Oudhof et al. , 2013) en het document Wat werkt bij opvoedingsondersteuning (Ince, 2013). Voor een uitgebreide beschrijving van beschikbaar onderzoek naar de eff ectiviteit van verschillende soorten publicaties . Doelen van opvoedingsondersteuning indirect bewerkstelligd worden door veranderingen in het ouderlijk gedrag. Algemeen gesteld is het doel psychosociale problemen bij kinderen te voorkomen en optimale omstandigheden te creëren , zodat kinderen op alle terreinen gezond kunnen opgroeien. Specifieke programmadoelen variëren afhankelijk van de beoogde doelgroep en de aard van de vragen en problemen van de doelgroep. Doelen die bij ouders worden nagestreefd: verbeteren van o pvoedvaardigheden , waaronder toezicht houden, onderhandelen , grenzen stellen en effectief communiceren met kinderen;

PAGE – 10 ============
10 versterken van a ttitudes en gevoelens , waaronder persoonlijke opvattingen over het ouderschap en opvoedingsstress; vergroten van k ennis over en begrip van de gezondheid en ontwikkeling van kinderen; versterken van s oci ale netwerken , gericht op het verkrijgen van sociale steun en uitbreiding van het sociale netwerk; stimuleren van g eestelijke gezondheid van ouders , waaronder preventie van depressie en het bevorderen van welzijn en positief zelfbeeld (Moran, Ghate & V an d er Merve, 2004). Werkzame factoren voor opvoedingsondersteuning Behalve de werkzame factoren die voor alle interventies gelden, zoals beschreven in hoofdstuk 1, z ijn er werkzame factoren die specifiek voor opvoedingsondersteuning gelden. Specifiek werk zame factoren dragen bij aan de effectiviteit van een interventie bij een bepaald probleem, een bepaalde doelgroep of een bepaalde interventievorm. Over het geheel genomen geldt dat groepsgerichte opvoedingsondersteuning werkt bij lichte opvoedingsvragen e n – problemen, bij problematiek die zich leent om in een groep besproken te worden , en wanneer ouders baat hebben bij sociale steun. Voor zwaardere problemen of wanneer ouders de problemen niet in een groep willen bespreken, worden individuele interventies ingezet, bijvoorbeeld in de vorm van huisbezoeken. Moran e n anderen (2004 In: Ince, 2013) geven daarnaast een overzicht van kenmerken van succesvolle interventies ingedeeld naar het doel van de interventie. Kenmerken van effectieve interventies gericht op opvoedingsvaardigheden: D it type interventies blijk t vooral effectief bij ouders van jonge kinderen . Groepsgerichte interventies blijken effectiever dan ee n – op – ee n interventies . De interventies zijn g edragsgeoriënteerd, gericht op het bijbrengen van opv oedingsvaardigheden en het b i eden van praktische opvoedingstips om gedragsverandering bij ouders te bewerkstelligen en om invloed uit te oefenen op het gedrag van kinderen. Er wordt gebruikgemaakt van interactieve overdrachtsmethodes . Er wordt gewerkt m et praktische tips om gedragsverandering te bewerkstelligen . Er is aandacht voor het bereik en van ouders en voor blijvende participatie van ouders. Kenmerken van effectieve i nterventies gericht op het vergroten van kennis van ouders : De interventies zijn e ff ectief voor alle ouders, hoewel ouders uit risicogroepen en met beperkte kennis over ontwikkeling en opvoeding er het meeste baat bij hebben . Kortdurende interventies zijn effectief voor kennisoverdracht over opvoeding en ontwikkeling en voor het bewerkste . Voor kenniso verdracht worden diverse media ingezet. De interventies zijn g ericht op concrete zaken zoals gezondheid, veiligheid en ontwikkeling . De kenniso verdracht wordt uitgevoerd door deskundigen met autoriteit . Het a anbod varie e r t van kort en weinig intensief tot langer en intensiever , afhankelijk van de doelgroep. De interventies zijn g ericht op concrete zaken zoals gezondheid, veiligheid en ontwikkeling.

PAGE – 11 ============
11 Kenmerken van effectieve i nterventies gericht op houdin g en attitudes van ouders : De interventies zijn e ffectief bij hoogopgeleide ouders met oudere kinderen . Interventies die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie om houding, attitudes en zelfperceptie van ouders te veranderen , hebben de grootste effec ten. Aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning Oudhof en anderen (2013) presenteren in de Richtlijn Opvoedingsondersteuning Jeugdgezondheidszorg een model voor de indeling van het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning. Zij baseren zic h daarbij op van Van Dijk en Prinsen (2009) waarbij de behoefte van ouders leidend is. O uders zoeken volgens dit model in eerste instantie informatie of advies binnen hun eigen sociale netwerk va n familie, vrienden en kennissen (niveau A). Het gaat hier dus om informele opvoedingsondersteuning; steun die spontaan aangeboden wordt door anderen in de eigen omgeving van de ouder , of door vrijwilligers die daar speciaal voor worden ingezet (Roelofse & Anthonijsz, 2008 In: Prinsen e t a l ., 2012). Vanaf niveau B gaat het om formele opvoedingsondersteuning zoals die wordt aangeboden in de Jeugdgezondheidszorg. Niveau B heeft dan betrekking op algemene, anticiperende voorlichting en advies bestemd voor all e ouders. Wanneer deze informatie en algemene advisering niet voldoende zijn voor ouders, ontstaat bij ouders de behoefte aan hulp (niveau C). Bij niveau C gaat het om lichte opvoedhulp, bestemd voor alle ouders. Het kan gaan om vraaggerichte advisering, k orte begeleiding van ouders en praktische hulp. Niveau D ten slotte bevat alle vormen van opvoedingsondersteuning die gericht is op specifieke subgroepen van gezinnen zoals bepaalde risicogroepen of gezinnen waar bepaalde problemen rond opvoeding en ontwik keling geconstateerd zijn. Beide benaderingen van opvoedingsondersteuning zijn ook weergegeven in dit figuur: de populatiebrede benadering bestrijkt alle niveaus, terwijl de risicogerichte benadering alleen activiteiten en interventies aanbiedt die op ni veau C of D liggen. Activiteiten in de risicobenadering zijn dus altijd gericht op subgroepen waar bij

127 KB – 56 Pages