A. Overmacht en strafrechtelijke of buitencontractuele aansprakelijk- heid. 16. B. Overmacht en contractuele aansprakelijkheid.
361 pages

38 KB – 361 Pages

PAGE – 2 ============
In de reeks “RECHT EN ONDERNEMING” van de onderzoeksalliantie Contract en Vermogen, K.U.Leuven -KULAK o.l.v. Prof. dr. B. Tilleman en Prof. dr. A. Verbeke zijn reeds verschenen: 1. Ondernemingsstrafrecht, 1999, XVI+ 266 p., 63,21 EUR 2. De handelszaak/ Le fonds de commerce, 2001, XXI+ 625 p., 135 EUR 3. Onderneming en effecten, 2001, XXII+ 491 p., 110 EUR 4. De koop/ La vente, 2002, XV + 294 p., 69 EUR 5. Gerechtelijk deskundigenonderzoek. De rol van de accountant en de belastingsconsulent/ L’expertise judiciaire. Le röle de l’expert-comptable et du conseil fiscal, 2003, XXXI+ 593 p., 119 EUR 6. De aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor. Burgerrechtelijke, lijke en tuchtrechtelijke aspecten, 2003, XIV+ 192 p., 55 EUR 7. Aanneming van werk: het gemeenrechtelijke dienstencontract, 2003, IX+ 1327 p” 125 EUR 8. De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen/ La constitution de sociétés et la phase de démarrage d’entreprises, 2003, XLII+ 1252 p., 78 EUR 9. Bankcontracten, 2004, XXI+ 543 p., 119 EUR 10. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor, 2004, XVI + 268 p., 65 EUR D/0147/2004/42 ISBN 90 5958 573 9 © 2004 die Keure Oude Gentweg 108, 8000 Brugge Tel. (050) 47 12 72 -Fax (050) 33 51 54 Niets van deze uitgave, zelfs gedeeltelijk, mag openbaar gemaakt worden, gereproduceerd worden, vertaald of aangepast, onder enige vorm ook, hierin begrepen fotokopie, microfilm, bandopname of plaat, of opgeslagen worden in geautomatiseerd gegevensbestand behoudens uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de uitgever. 106056

PAGE – 3 ============
VOORWOORD VOORWOORD Het B.W. werd afgekondigd op 21 maart 1804. Zelden vindt het vers van Gorter “een nieuwe lente, een nieuw geluid”, een sprekender voorbeeld. Het B.W. wil in 1804 de Grondwet worden van een burgerlijke samenleving die zich onderscheidt van het publieke, politieke domein. Het idee van de dubbele rechtsorde met grote autonomie voor de “civil society” (burgerlijke vrijheid), compenseert het despotische karakter van de politieke samenleving, (geen politieke vrijheid) dat weinig hinder leek te ondervinden van de officieel onderschreven “revolutionaire vrijheden”. Door de codificatie wordt rechtszekerheid beoogd, wat op zichzelf een waarborg moet uitmaken tegen willekeur. De revolutionaire passies, chaos en omwentelingen hadden de noodzaak aangetoond van een maatschappelijk interne vrede, wat zonder een duurzaam rechtskader niet mogelijk is. De juristen waren onder de revolutionaire terreur -functioneel -uit de samenleving verwijderd. Dr. Guillotine speelde een grotere rol. De Orde van caten werd afgeschaft, de rechtsfaculteiten werden opgeheven (1793), de dentie had geen reden van bestaan (Robespierre). De rechtbank van Cassatie werd dan ook vervangen door het “tribunal révolutionnaire”. “La justice n’a pas besoin de juristes”. Het was een mooie historische weerwraak voor de “gehate of gevreesde” leerden dat ze door hun inbreng bij de grote historische burgerlijke codificatie de betekenis van het recht in de Europese beschaving opnieuw onderlijnden. Portalis heeft in zijn overbekende maar altijd te overwegen inleidende rede bij het B.W. de wetgevingskunst als volgt omschreven: “L’office, de la loi est de fixer, par de des vues, les maximes générales du droit; d’établir des principes féconds en quences.” (Portalis, Discours préliminaire, Locré, Dl.1, p. 264, nr. 16) Dit uitgangspunt wordt zeker uitgewerkt in de basistryptiek van het B.W., nl. de artikelen 544, 1134 en 1382. De kunst een wet te schrijven is de kunst na te denken en de alchemie van overwegingen en belangen in één lapidaire maar heldere regel uit te drukken. Of voor het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht: “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplichte ne door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.” (art. 1382 B.W.) Een goede wet is een wet die in zijn historische formulering zijn eigen overstijging toelaat. Om nogmaals Portalis te citeren: “Dans cette immensité d’objets divers qui sent les matières civiles, c’est à lajurisprudence que nous abandonnons tous les jets que !’on s’efforcerait inutilement de prévoir, ou qu’une prévoyance précipitée ne pourrait définir sans danger.” (Portalis, o.c., Dl.I, p. 265, nr. 18) Het recht is er niet voor zichzelf maar het is onmisbaar om het sociale leven mogelijk te maken en de eigen individuele wereld veilig te stellen. v

PAGE – 4 ============
VOORWOORD De toepassingsgeschiedenis van de praktisch ongewijzigd gebleven artikelen 1382 e.v. B.W. toont de juistheid van dit standpunt aan. Een-in de zigde regel werd gedurende 200 jaar in een totaal andere maatschappelijke context op de meest diverse gevallen, en soms met veel inventiviteit, toegepast. De ding van het foutbegrip, de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door zaken en de aanstellersaansprakelijkheid, illustreren dit overtuigend. Heel zeker, heel wat bijkomende aansprakelijkheidswetgeving zag het levenslicht wanneer de aansprakelijkheidsregeling het gewenste maatschappelijk antwoord niet kon geven. De wet op de arbeidsongevallen, het verzekeringsrecht en de geling bij de verkeersongevallen (W.A.M. wet) zijn daar sprekende voorbeelden van. Maar door de “interpretatie” van art. 544 B.W. riep de jurisprudentie zelf een vorm van objectieve aansprakelijkheid bij burenhinder in het leven. De beginselen van het aansprakelijkheidsrecht zelf werden daarbij echter ongemoeid gelaten. Zo werd bij de invoering van de specifieke schadevergoedingsregeling voor de zwakke weggebruiker wel de verzekeringswet gewijzigd (W.A.M. wet, art. 29bis), maar geen vorm van objectieve aansprakelijkheid in het B. W. zelf ingevoerd. Een dering versterkt de regel die er door begrensd wordt. De kunst van de uitzondering is de herbevestiging van het principe, als toepasselijk gemeen recht. De substantie van de basisnorm blijft behouden. Art. 1382 B.W. heeft alle sche aanvallen (marxisme, structuralisme, freudianisme) op het foutbegrip leefd. De combinatie van vrijheid en verantwoordelijkheid behoort blijkbaar tot de essentie van het Westerse mensbeeld. De boeiende en grondige bijdragen op de studiedag aan de rechtsfaculteit te Kortrijk beschrijven een stand van zaken bij het begin van de derde eeuw heidsrecht”. De lezing ervan toont aan dat de passie voor het recht niet moet verward worden met de passie om voor ieder probleem een nieuwe wet te stemmen. Andere inzichten en oplossingen moeten kunnen rijpen in de tijd door het contact met nieuwe concrete situaties en de herlezing van enkele rechtsbeginselen die steeds weer een creatieve betekenis kunnen vinden. Daarbij kan het kritisch systematiseren en spreken van de bestaande jurisprudentie, in de kiem, de tekst van de eigen bijdrage overstijgen en de toekomst inspireren. Prof. Dr. H. Vandenberghe Buitengewoon Hoogleraar K.U.Leuven Voorzitter Senaatscommissie voor Justitie. VI

PAGE – 5 ============
INHOUDSTAFEL Voorwoord Hoofdstuk 1. Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, Dr. Ignace Claeys INHOUDSTAFEL v § 1. Inleiding 3 § 2. Diversiteit 5 1. Terminologie 5 II. Rechtmatig of ontoerekenbaar? 7 III. Verhouding met overmacht? 10 IV. Ook ten aanzien van de algemene zorgvuldigheidsplichten? 11 V. Exhaustief of exemplatief? 12 § 3. Strafrechtelijke en burgerrechtelijke rechtvaardigingsgronden 13 § 4. Rechtvaardigingsgronden en overmacht 16 1. Het overmachtsbegrip 16 A. Overmacht en strafrechtelijke of buitencontractuele aansprakelijk-heid 16 B. Overmacht en contractuele aansprakelijkheid 17 C. Overmacht en verlies van een recht 18 Il. De rol van de overmacht: fout en/of causaliteit? 24 III. Verhouding tussen overmacht en rechtvaardigingsgronden 25 § 5. Gemeenschappelijke beginselen 27 1. Grondslag 27 Il. Voorwaarden 27 III. Gevolgen 27 IV. Beoordeling door de rechter en controle door het Hof van Cassatie 28 § 6. Specifieke rechtvaardigingsgronden 29 1. Onoverkomelijke dwaling (of onwetendheid) 30 II. Noodtoestand 34 III. Noodweer of wettige verdediging 37 IV. Wettelijk voorschrift 38 V. Bevel van een wettige overheid 38 VI. Wettelijke toelating 39 VII. Andere? 39 § 7. Principles of European tort law 41 § 8. Besluit 42 VII

PAGE – 6 ============
INHOUDSTAFEL Chapitre 2. Les immunités en matière de responsabilité civile ou Ie déclin de la sabilité individuelle Prof dr. Bernard Dubuisson § 1. Introduction 45 § 2. Les motifs de l’immunité 46 § 3. Les bénéficiaires de l’immunité 51 1. La loi du 3 juillet 1978 51 A. Les travailleurs sous contrat d’ emploi 5 l B. Dans l’exécution de leur contrat de travail 55 Il. La loi du 10 février 2003 57 A. Les membres du personnel au service d’une personne publique dont la situation est réglée statutairement 58 B. Les membres du personnel au service d’une personne publique 60 C. Les membres du personnel dans l’ exercice de leurs fonctions 61 § 4. Objet et domaine de l’immunité 63 § 5. Les limites de l’immunité 67 1. Dol, faute lourde, faute légère à caractère habituel 67 B. La faute lourde 68 C. La faute légère à caractère habituel 70 II. Charge de la preuve 71 § 6. Les effets de l’immunité 72 1. Effet relatif 72 A. Les travailleurs sous contrat d’emploi 72 B. Les agents statutaires 74 II. Conséquences en assurance R.C. automobile 76 § 7. Modalités diverses relatives à la loi du 10 février 2003 79 1. Information et intervention de la personne publique devant les juridic-tions répressives 79 II. Offre de règlement amiable 80 III. Protection de la rémunération 81 § 8. Conclusions 82 Hoofdstuk 3. De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, lid 1 B.W. Mr. Frederiek Baudoncq en Mr. Maarten Dehaene § 1. Inleiding § 2. Toepassingsvoorwaarden 1. Bewaarder van de zaak A. Beginsel B. Toepassingen C. Bewaring door meerdere personen D. Bewaring van de structuur en het gedrag van de zaak VIII 85 88 88 88 90 91 93

PAGE – 8 ============
INHOUDSTAFEL IV. Fout van het slachtoffer 162 A. Roekeloos (al te dicht) benaderen van een (gevaarlijk) dier 162 B. Verkeersongevallen veroorzaakt door loslopende dieren 163 C. Algemeen 166 Beknopte bibliografie 167 Chapitre 5. Responsabilité du fait d’autrui Prof dr. Jean-Luc Fagnart § 1. La responsabilité du fait des aides et substituts 172 1. Le principe général de la responsabilité contractuelle du fait d’ autrui 172 A. Introduction 172 B. Principe général 172 C. Conditions de la responsabilité du contractant 173 1. Responsabilité malgré !’absence de faute de l’aide ou du substitut 173 2. Responsabilité malgré l’ immunité de l’ aide ou du substitut 173 II. La théorie de l’ apparence 17 4 A. lntroduction 174 B. Principe général 175 1. Droit civil patrimonia! 175 2. Droit cambiaire 175 3. Droit des sociétés 176 4. Droit des assurances 176 C. Conditions d’ application de la théorie 177 1. La croyance légitime du tiers 177 2. L’imputabilité au commettant? 177 III. La théorie de l’ organe 178 A. lntroduction 178 B. Application générale 179 C. Conditions d’ application de la théorie 179 1. Une personne morale 179 2. La personne de l’organe 180 3. L’acte dommageable commis par l’organe 180 a. Les salariés et les fonctionnaires 181 b. Les magistrats 181 4. Un acte commis dans Ie cadre des fonctions 183 IV. La responsabilité du fait des préposés 184 A. lntroduction 184 1. La théorie du mauvais choix 184 2. La théorie du risque 184 B. Responsabilité absolue 185 C. Conditions de la responsabilité 185 1. Le lien de subordination 185 a. L’autorité réelle 185 b. L’autorité intéressée 186 c. L’autorité relative 187 x

PAGE – 9 ============
INHOUDSTAFEL 2. Le fait du préposé 187 a. Un fait non-fautif 187 b. Le fait ne doit pas engager la responsabilité du préposé 187 3. Le lien entre l’acte illicite et la fonction 188 a. Exposé général 188 b. Abus de fonctions 188 c. Connaissance de l’abus 189 § 2. La responsabilité du fait des personnes que !’on doit surveiller 190 1. Absence d’un principe général de responsabilité du fait d’autrui 190 A. Présentation de la question 190 B. Jurisprudence française 191 C. Jurisprudence beige 191 D. Synthèse 192 II. La surveillance des enfants mineurs 192 A. La responsabilité présumée des parents 192 1. But et inadéquation de la présomption de responsabilité 192 a. Le but poursuivi: !’ indemnisation des victimes 192 b. Le moyen utilisé: la faute présumée 193 c. L’inadéquation du moyen par rapport au but poursuivi 193 d. Les tentatives de solution 194 2. Conditions d’application de la présomption 195 a. La minorité de !’enfant 195 b. Le lien de filiation 196 c. L’ autorité parentale 197 d. Le fait de l’ enfant mineur 199 3. Renversement de la présomption 200 a. Le renversement de la présomption de causalité 200 b. Le renversement de la présomption de faute 201 B. La responsabilité présumée des éducateurs et des enseignants 201 1. Introduction 201 2. Conditions d’application de la présomption 202 a. L’instituteur 202 b. L’autorité 203 c. Le fait de l’élève 204 3. Renversement de la présomption 204 a. Le renversement de la présomption de causalité 204 b. Le renversement de la présomption de faute dans la sur-veillance 205 4. L’immunité des travailleurs salariés 205 5. La responsabilité de l’école 205 C. La responsabilité présumée de l’artisan 206 III. Le contröle des citoyens 206 A. Droit interne 206 1. La responsabiltié de droit commun 206 a. Affirmation de principe 206 b. Applications du principe 207 2. La responsabilité des communes du fait de leurs habitants 208 a. Fondement de la responsabilité 208 XI

PAGE – 10 ============
INHOUDSTAFEL b. Conditions de la responsabilité c. Renversement de la présomption de responsabilité B. Droit international public 1. Contróle des activités terrestres a. Affirmation de principe b. Applications du principe 2. Contróle des activités spatiales 208 209 209 209 209 210 210 Hoofdstuk 6. Toerekening van aansprakelijkheid op grond van de equivalentieleer Prof dr. Hubert Boeken § 1. Inleiding 215 § 2. De feitelijke causaliteit 218 1. De conditio sine qua non-test 218 A. Noodzakelijke voorwaarden en onbelangrijke begeleidende omstandigheden 218 B. Het toepassen van de csqn-test door het zoeken naar een rechtmatig alternatief 218 C. Onzekerheid bij het vaststellen van het rechtmatige alternatief. Het vergoeden van het verlies van een kans. 219 D. Bewijsmoeilijkheden 220 1. Algemeen 220 2. In het bijzonder in verband met de identificatie van de aansprakelijke 222 II. Andere criteria dan de csqn-test om het feitelijke oorzakelijke verband vast te stellen? 224 § 3. De juridische causaliteit 227 XII 1. De equivalentieleer 227 A. Geen onderscheid tussen noodzakelijke voorwaarden 227 B. Tussenkomende factoren verbreken in beginsel het causale verband niet 228 C. Het causale verband bij objectieve aansprakelijkheid 230 D. Het toezicht door het Hof van Cassatie op de beslissingen van de feitenrechter 231 Il. De verdeling van de schadelast bij pluraliteit van oorzaken 233 A. Algemeen 233 B. Gedeelde aansprakelijkheid bij fout van benadeelde 233 C. Regres bij samenloop van fouten van verschillende aansprakelijken 234 III. Uitzonderingen op de equivalentieleer 235 A. Algemeen 235 B. Exit de leer van het verbreken van het causale verband door het naleven van een contractuele of wettelijke verplichting 236 C. Fraus omnia corrumpit. Wie een opzettelijke fout beging, kan zich niet beroepen op een (niet-opzettelijke) fout van de benadeelde of van een derde om zijn aansprakelijkheid te beperken. 239 D. Het niet-vermijden van een voorzienbaar gevaar 240

PAGE – 11 ============
INHOUDSTAFEL E. Indien de fout van de benadeelde erin bestaat een kende gedraging van een dier uit te lokken, draagt de benadeelde de gehele schade veroorzaakt door het dier. 243 IV. Nood aan verandering? 244 Hoofdstuk 7. Ongeschikt voor gevoelige juristen: over de intieme verhouding tussen schade en causaal verband Prof dr. Ludo Cornelis § 1 Inleiding 249 § 2. De éénwording van schade en causaal verband 250 § 3. De doorbraaktheorie: een hapje voor het schadebegrip 255 § 4. Doorbraak van aansprakelijkheidsrecht: de oplossing 263 § 5. Doorbraak van de rechtspraak i.v.m. de verhaalbaarheid van kosten en ereloon van raadslieden 266 § 6. Een tedere verschijning in het aansprakelijkheidsrecht 270 § 7. Besluiten: hertekening van het aansprakelijkheidsrecht 274 Hoofdstuk 8. Recente ontwikkelingen inzake schade en schadeloosstelling Prof dr. Dries Simoens Woord vooraf 279 § 1. Recente innoverende cassatierechtspraak 280 1. Berekening van de compensatoire intresten bij een forfaitaire schade-raming 280 A. Probleemstelling 280 B. Het cassatiearrest van 5 oktober 2000 282 C. Beoordeling 283 II. B.T.W. als bestanddeel van de vergoedbare schade 287 A. Probleemstelling 287 B. Het cassatiearrest van 28 mei 1996 290 C. Beoordeling 290 III. Verdedigingskosten als bestanddeel van de vergoedbare schade 29 l A. Probleemstelling 291 B. Het cassatiearrest van 28 februari 2002 292 C. Beoordeling 292 IV. (Personeels-)kosten bij herstel in eigen beheer als vergoedbare schade 293 A. Probleemstelling 293 B. De cassatiearresten van 29 juni 1991 en 21december1993 295 C. Beoordeling 296 V. Vergoeding voor morele schade bij een onbewust slachtoffer 297 A. Probleemstelling 297 XIII

38 KB – 361 Pages